Door de stippengrafiek over de gemiddelde lengte van een 19-jarige kun je een rechte lijn trekken.
Niet alle stippen liggen precies op de lijn.
Slide 2 - Slide
Formule
Bij de rechte lijn is een lineaire formule gemaakt.
Die formule is:
lengte (mm) = 1630 + 1,25t.
Hierin is t de tijd in jaren na 1900.
Slide 3 - Slide
Formule
Natuurlijk klopt die formule niet precies met de werkelijkheid,
maar hij is goed te gebruiken.
Zo is het met de meeste formules in de praktijk.
Slide 4 - Slide
Formule
Formules worden gebruikt om voorspellingen te doen.
Met dat voorspellen moet je wel voorzichtig zijn.
Misschien heeft de formule alleen maar betekenis voor een bepaalde periode of hebben tussenliggende waarden geen betekenis.
Slide 5 - Slide
Voorbeeld
Om de lengte van een 19-jarige uit te rekenen kun je een formule gebruiken. lengte (mm) =1630 + 1,25t
Hierin is t de tijd in jaren na 1900.
Hoeveel meter is volgens de formule de lengte van een 19-jarige in 2050? Rond af op twee decimalen. Geef commentaar bij je antwoord.
Slide 6 - Slide
Aan het werk...
rechthoek: 27, 28, 31 + nakijken
cirkel: 28, 31 + nakijken
ster: 30, 31 + nakijken
timer
10:00
Slide 7 - Slide
Assenstelsels en tijd
Een grafiek teken je in een assenstelsel.
Een assenstelsel heeft een horizontale as en een verticale as.
Bij de assen staan variabelen en eenheden.
Slide 8 - Slide
Assenstelsels en tijd
In het assenstelsel hiernaast is de horizontale as naar links doorgetrokken
Daar staan negatieve getallen bij.
Dat betekent dat je terug gaat in de tijd.
Slide 9 - Slide
Voorbeeld
In de figuur is de grafiek van de formule V = 13 -0,4t getekend.
Hierin is Vde voorraad in kg en t de tijd in dagen met t=0 op 5 juli.
a. Welke datum hoort bij t = 4?
Slide 10 - Slide
Voorbeeld
In de figuur is de grafiek van de formule V = 13 -0,4t getekend.
Hierin is Vde voorraad in kg en t de tijd in dagen met t=0 op 5 juli.
b. Welke datum hoort bij t = -2?
Slide 11 - Slide
Voorbeeld
In de figuur is de grafiek van de formule V = 13 -0,4t getekend.
Hierin is Vde voorraad in kg en t de tijd in dagen met t=0 op 5 juli.
c. Bereken de voorraad op 2 augustus.
Slide 12 - Slide
Voorbeeld
In de figuur is de grafiek van de formule V = 13 -0,4t getekend.
Hierin is Vde voorraad in kg en t de tijd in dagen met t=0 op 5 juli.
d. Bij de aankoop had de eigenaar 17 kg hondenvoer gekocht. Op welke datum was dat?
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Aan het werk...
rechthoek: 32, 33, 34, 35, 36, 41 + nakijken
cirkel: 34, 35, 36, 38, 41 + nakijken
ster: 36, 38, 39, 40, 41 + nakijken
timer
10:00
Slide 16 - Slide
Formules bij hetzelfde verband
De formule B = 15 + 2a en a = (B - 15)/2 beschrijven hetzelfde verband.
In het voorbeeld zie je hoe je dat kunt controleren.
Slide 17 - Slide
Voorbeeld
Beschrijven de formules B = 15 + 2aen a = (B - 15)/2 hetzelfde verband?
Laat dat met berekeningen zien.
Slide 18 - Slide
Afspraak
Je vult altijd 2x 2 waarden in!
dus a = 2 en a = 10 bijvoorbeeld en berekent dan de bijbehorende B's en vult deze weer in in de andere formule om te kijken of en weer a=2 en a=10 uitkomt.
Slide 19 - Slide
Aan het werk...
rechthoek: 42, 43, 48 + nakijken
cirkel: 43, 46, 48 + nakijken
ster: 46, 47, 48 + nakijken
timer
10:00
Slide 20 - Slide
Vergelijkingen oplossen
Voorbeelden van vergelijkingen zijn:
2x + 6 = 4 3 + 6x = 10 - x
0,5x = 3 - 25x
x2 + 6x = -5
Ook 45 = 13 + 4 x tijd (uren) is een vergelijking.
Bij een vergelijking kun je een oplossing vinden
Die oplossing is een getal
Slide 21 - Slide
Vergelijkingen oplossen
Voor het oplossen van vergelijkingen ken je drie manieren:
1. oplossen met grafieken
2. oplossen met de balansmethode
3. oplossen met inklemmen
Slide 22 - Slide
Vergelijkingen oplossen 1.
Vergelijkingen oplossen met grafieken doe je alleen als de grafiek al getekend is.
Je kunt dan uit de grafiek het gevraagde punt of snijpunt aflezen.
De horizontale coördinaat is de oplossing van de vergelijking.
Als er staat bereken, dan mag je niet aflezen.
Slide 23 - Slide
Vergelijkingen oplossen 2.
Vergelijkingen oplossen met de balansmethode kun je gebruiken als je twee lineaire verbanden met elkaar moet vergelijken.
Slide 24 - Slide
Vergelijkingen oplossen 3.
Vergelijkingen oplossen met inklemmen doe je
als het oplossen met grafieken te onnauwkeurig is
als je een vergelijking hebt waarbij de balansmethode niet werkt,
bijvoorbeeld een vergelijking met machten of met een deelstreep.
Slide 25 - Slide
Voorbeeld
Koeriersbedrijf De Kerrijer berekent de bezorgkosten met de formule B = 27,95 + 1,51g. Hierin is B de bezorgkosten in euro's en g het gewicht in kilogrammen.
a. Teken de grafiek
b. Hoeveel weegt een pakje waarvoor
je €40 bezorgkosten betaalt?
Slide 26 - Slide
Voorbeeld
De firma's Quick en de Kerrijer bezorgen pakjes. Zij berekenen de bezorgkosten met formules. Quick bezorgkosten (€) = 2,75 x gewicht (kg). De Kerrijer bezorgkosten (€) = 27,95 + 1,51 x gewicht (kg)
a. Bij welk gewicht zijn de bezorgkosten gelijk? Rond af op twee decimalen.
b. Hoeveel zijn de bezorgkosten dan?
Slide 27 - Slide
Voorbeeld
Hiernaast zie je de grafiek van hoogte = a2 - 6a + 8 en
hoogte = 4.
Hierin is a de horizontale afstand in meters en de hoogte in meters.
Bereken de coördinaten van het snijpunt P. Rond af op één decimaal.