2 KGT C7 Spel §7 L2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 2

Cursus 7 Spelling §7 vanaf blz.236

Lesdoel: Je leert hoe je verkleinwoorden op de juiste manier schrijft.

Vorige les: meervoud

Nakijken en controleren> huiswerk opdracht 1 t/m6 blz. 234-35

Huiswerk

Controleren en vragen stellen:

Opdracht 2 t/m 7 blz.236-237

Aantekening blz. 236> verkleinwoorden

Je kunt een zelfstandig naamwoord verkleinen. Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je  of -tje achter een zelfstandig naamwoord te plakken: boek – boekje; potlood – potloodje; laken-lakentje. 

Soms moet je ook nog iets anders doen:

broer → broertje; tuin → tuintje

raam → raampje; scherm → schermpje

buiging → buiginkje; koning → koninkje

wandeling → wandelingetje; tang → tangetje

zon → zonnetje; stem → stemmetje

pizza → pizzaatje; paraplu → parapluutje

saté → sateetje; café → cafeetje

baby → baby’tje; hobby → hobby’tje

Een verkleinwoord is altijd een

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. lidwoord

Wat is het verkleinwoord van 'koning'?

1. koningetje
2. koninkje
3. koningje
4. koninketje

Wat is juiste het verkleinwoord?

1. popje
2. poppetje
3. popje en poppetje

Wat is juiste het verkleinwoord?

1. bloempje
2. bloemetje
3. bloempje en bloemetje

Wat is het verkleinwoord van 'oma'?

1. oma'tje
2. omatje
3. omaatje
4. omaa'tje

Wat is het verkleinwoord van 'woning'?

1. woningkje
2. woninkje
3. woningetje

Wat is het verkleinwoord van de 'kano'?

1. kano'tje
2. kanotje
3. kanoo'tje
4. kanootje

Wat is het verkleinwoord van 'appel'?

1. appeltje
2. appelje
3. appel'tje
4. appeletje

Wat is het verkleinwoord van 'cd'?

1. cd'tje
2. cdtje
3. cd's
4. cd-en

Zelfstandig werken of instructiegroep 

Huiswerk: 

* Cursus 7 § 6 en 7> maken oefentoetsen

Klaar?

Werken aan je presentatie

Online> Cursus 7 Spelling> § 6 en 7> trainen

Evaluatie

Wat ging er goed deze les?