What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
persoonsvorm tt en vt groep 6
Vervoeging persoonsvorm
tegenwoordige tijd (tt) nu
verleden tijd (vt) toen
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Spelling
Basisschool
Groep 5,6
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vervoeging persoonsvorm
tegenwoordige tijd (tt) nu
verleden tijd (vt) toen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Wat is de stam?
de ik vorm
fietsen --> fiets
knopen --> knoop
verbazen --> verbaas
blijven --> blijf
Slide 3 - Slide
tegenwoordige tijd
- het gebeurt nu
ik loop
jij loopt
hij loopt
Tegenwoordige tijd
- het gebeurt nu
ik
fiets
naar huis
jij
fietst
naar huis
hij
fietst
naar huis
wij
fietsen
naar huis
jullie
fietsen
naar huis
zij
fietsen
naar huis
stam
stam + t
stam + t
stam + en
stam + en
stam + en
Slide 4 - Slide
tegenwoordige tijd
- het gebeurt nu
ik loop
jij loopt
hij loopt
verleden tijd
- het is al gebeurd (gister, vorige week, vorig jaar.)
ik
fietste
naar huis
jij
fietste
naar huis
hij
fietste
naar huis
wij
fietsten
naar huis
jullie
fietsten
naar huis
zij
fietsten
naar huis
stam + te
stam + te
stam + te
stam + ten
stam + ten
stam + ten
Slide 5 - Slide
tegenwoordige tijd
- het gebeurt nu
ik loop
jij loopt
hij loopt
verleden tijd
- het is al gebeurd (gister, vorige week, vorig jaar.)
ik
belde
naar huis
jij
belde
naar huis
hij
belde
naar huis
wij
belden
naar huis
jullie
belden
naar huis
zij
belden
naar huis
stam +de
stam + de
stam + de
stam + den
stam + den
stam + den
Slide 6 - Slide
tegenwoordige tijd
- het gebeurt nu
ik loop
jij loopt
hij loopt
Hoe zit het met beloven en verbazen
ik
beloofde / verbaasde
jij
beloofde / verbaasde
hij
beloofde / verbaasde
wij
beloofden / verbaasden
jullie
beloofden / verbaasden
zij
beloofden / verbaasden
stam +de
stam + de
stam + de
stam + den
stam + den
stam + den
Slide 7 - Slide
tegenwoordige tijd
- het gebeurt nu
ik loop
jij loopt
hij loopt
Hoe zit het met knopen
ik
knoopte
jij
knoopte
hij
knoopte
wij
knoopten
jullie
knoopten
zij
knoopten
stam +te
stam + te
stam + te
stam + ten
stam + ten
stam + ten
Slide 8 - Slide
Ik (fietsen, vt) ..... vorige week naar het bos.
Slide 9 - Open question
Hans (schaatsen, tt)........... over de sloot.
Slide 10 - Open question
Ik (bedanken, tt)....... mijn zus voor de mooie bloemen.
Slide 11 - Open question
Remy (tekenen, tt)....... een gave trekker.
Slide 12 - Open question
Gisteren (vissen, vt) ...... wij bij de sloot.
Slide 13 - Open question
Toen (proeven,vt)....... Mathieu een vleugje kaneel.
Slide 14 - Open question
(vullen, tt) ....... jij het glas helemaal tot de rand.
Slide 15 - Open question
Siem (branden, tt)..... zijn hand aan de kachel.
Slide 16 - Open question
(spelen, vt)........ Kim gisteren met haar buurmeisje?
Slide 17 - Open question
Beaudine (beloven, vt)........ dat ze het niet door zou vertellen.
Slide 18 - Open question
Gister (raken, vt) Jamie de bal.
Slide 19 - Open question
Marley (planten, tt) een nieuwe struik in de voortuin.
Slide 20 - Open question
De vis die Gijs gevangen heeft, (leven, tt) nog.
Slide 21 - Open question
More lessons like this
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd
January 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
October 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
thema 6 - H2 - Spelling & grammatica les 1
October 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
3k les 3
2 days ago
- Lesson with
15 slides
3k les 3
2 days ago
- Lesson with
15 slides
Spelling persoonsvorm in de tt
June 2019
- Lesson with
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
B4a - di 8-09
September 2020
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
werkwoorden tegenwoordige tijd
March 2024
- Lesson with
37 slides