What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Via vooraf extra Werkwoorden
Werkwoorden
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden
Slide 1 - Slide
Werkwoorden
Doel
- Je weet wat een werkwoord is
- Je kan een werkwoord herkennen in een zin.
Slide 2 - Slide
Werkwoorden
Een werkwoord vertelt je wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.
voorbeeld:
lopen,
praten,
fietsen,
zingen.
Slide 3 - Slide
Een werkwoord kun je vinden door een vraagzin te maken.
Het werkwoord komt dan vooraan in de zin te staan.
Jan
fietst
naar school
Fietst
Jan naar school?
De jongen
loopt
naar school
Loopt
de jongen naar school?
Hoe vind je een werkwoord?
Slide 4 - Slide
Het werkwoord kan in de tegenwoordige tijd staan.
de tijd van nu (nog gaande)
De jongen
loopt
naar school
Het stoplicht
staat
op rood.
Slide 5 - Slide
Het werkwoord kan in de verleden tijd staan.
de tijd van vroeger (voorbij)
De jongen
liep
naar school.
Het stoplicht
stond
op rood.
Slide 6 - Slide
Wat is het werkwoord?
Engels is mijn lievelingsvak op school.
A
engels
B
mijn lievelingsvak
C
is
D
op school
Slide 7 - Quiz
In welke tijd staat de zin:
De jongens rijden rondjes om de school.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 8 - Quiz
Wat is het werkwoord?
Wij halen morgen een hond uit het dierenasiel.
A
wij
B
een hond
C
halen
D
uit het dierenasiel
Slide 9 - Quiz
In welke tijd staat de zin:
Op school kregen wij een les over plastic afval in de oceanen.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 10 - Quiz
De stam van een werkwoord
- De stam van een werkwoord is een werkwoord
zonder -en
- Je kan er altijd
'ik'
voor zetten
Dat gaan we testen!
Slide 11 - Slide
de stam
hele werkwoord - stam
fietsen - (ik) fiets
roepen - (ik) roep
springen - (ik) spring
denken - (ik) denk
rennen - ren
n
-> (ik) ren
slapen - slap -> (ik) sla
a
p
-en
Slide 12 - Slide
Opdrachten maken en inleveren
Opdracht 1: onderstreep de werkwoorden in de songtekst
Opdracht 2: verleden tijd of tegenwoordige tijd
Opdracht 3: de stam van een werkwoord
Klaar: maak de puzzel
Slide 13 - Slide
Werkwoord
Het werkwoord vertelt je wat iets of iemand doet of wat er gebeurd.
Het werkwoord kan in de tegenwoordige tijd staan
.
Het werkwoord kan in de verleden tijd staan.
De stam van een werkwoord is een werkwoord zonder -en
Je kan er altijd 'ik' voor zetten.
Slide 14 - Slide
Terugkijken
De volgende Nederlandse les gaat over
zwakke en sterke werkwoorden.
Je weet wat een werkwoord is
Je herkent werkwoorden in een zin
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
More lessons like this
WW-spelling OTT MBO 3A/B
September 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoorden herkennen
October 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Werkwoorden herkennen
September 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Spelling persoonsvorm in de tt
June 2019
- Lesson with
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
werkwoorden - tegenwoordige tijd- les 2
December 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Op weg naar 1F thema 5 spelling en grammatica
February 2022
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
1 Werkwoorden herkennen basis
September 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Spelling persoonsvorm in de vt
June 2019
- Lesson with
25 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1