week 49 bez. vnw

week 49
-Zinnen bespreken
-SO bespreken
-Bezittelijk voornaamwoord uitleg
- Avoir/ être herhalen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

week 49
-Zinnen bespreken
-SO bespreken
-Bezittelijk voornaamwoord uitleg
- Avoir/ être herhalen

Slide 1 - Slide

Bonjour! Je me presente.....
Wat kun je al over jezelf vertellen? 


Ik ben op vakantie met.....

Slide 2 - Slide

SO bespreken
être - veel vormen met e
avoir - veel vormen met a 

il/elle ils/elles vervangen 

Probeer de verschillende vormen niet door elkaar te halen!

Slide 3 - Slide

Hoe zat het ook al weer?
LIDWOORDEN
le
la
l'
les

Slide 4 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Wat is dat?

16a

--> Voorbeeld zinnen mijn 3x

Slide 5 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
  • Geeft bezit aan, het van iemand
    Mijn pen, mijn zus, mijn ouders
  • De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord dat erachter komt (mannelijk, vrouwelijk, meervoud)


--> Schema mijn/ jouw

Slide 6 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
--> Schema zijn/haar 1e invullen
  • Zijn/ haar heeft dezelfde vertaling in het Frans 
--> Klas rest zijn/haar laten invullen
--> voorbeeld zinnen broer

  • Het is dus belangrijk om naar de rest van de zin te kijken!

Slide 7 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
LET OP!
Als het zelfstandig naamwoord enkelvoud is en begint met een klinker (aeiou) of een stomme h
gebruik je de mannelijke vorm: mon, ton/son
Dit komt door de klinker botsing
Ma amie - mon amie
ta école - ton école
sa histoire - son histoire

Slide 8 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
1. Onderstreep het zelfstandig naamwoord (mens dier of ding) achter de streep.
2. Is het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of meervoud?
3. Kijk of je mijn/jouw/zijn/haar moet invullen.
4. Kies de goede vorm uit het schema 

Slide 9 - Slide

16 BCDE

Slide 10 - Slide

blooket avoir + être

Slide 11 - Slide

Les devoirs
Apprendre pour le SO
 Woordjes: apprendre 1, 2, 4/6
Grammatica: avoir + être
Je kunt jezelf voorstellen en vertellen met wie je op vakantie bent

Slide 12 - Slide