Quiz 2 havo en 2 vwo (leesvaardigheid)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Succes!

SUCCES!

Feit of mening?
Lezen is leuk

1. feit
2. mening

Ik wil er via de nieuwsbrief van school achter komen welke nieuwe corona-maatregelen er vanaf volgende week op school gelden. Welke leesstrategie pas ik toe?

1. Verkennend lezen
2. Nauwkeurig lezen
3. Zoekend lezen
4. Studerend lezen

Waarnaar kijk je het eerst als je het onderwerp van een tekst wil weten?

Ik wil het telefoonnummer van de school weten. Welke leesstrategie pas ik toe?

1. Verkennend lezen
2. Nauwkeurig lezen
3. Zoekend lezen
4. Studerend lezen

Feit of mening?
Van Almere naar Best rijden duurt 1 uur en 8 minuten.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Koken is moeilijk.

1. feit
2. mening

Ik wil goed scoren bij de toets aardrijkskunde over het klimaat. Welke leesstrategie pas ik toe?

1. Verkennend lezen
2. Nauwkeurig lezen
3. Zoekend lezen
4. Studerend lezen

Van twee teksten heeft de ene tekst een tweedeling en de andere een driedeling. Wat is het verschil?

Deze signaalwoorden (eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra en ten slotte) horen bij:

1. opsommend
2. tijdsvolgorde
3. tegenstellend

Wat is het belangrijkste element
van een alinea?

Ik ga in de krant van zaterdag op zoek naar een geschikt artikel voor mijn werkstuk over de Taliban. Welke leesstrategie pas ik toe?

1. Verkennend lezen
2. Nauwkeurig lezen
3. Zoekend lezen
4. Studerend lezen

Waar staat de bron van een tekst?

1. bovenaan de tekst
2. bovenaan een alinea
3. onderaan de tekst

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

1. Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
2. Een deelonderwerp van de tekst
3. Wat er boven de tekst staat in grote, dikke letters.
4. Waar de tekst over gaat.

Wat is géén tekstverband?

1. redengevend
2. opsommend
3. tegenstrijdig
4. uitleggend

Een letterlijk interviewverslag =

1. vraag- antwoord- vraag- antwoord-vraag-antwoord
2. Geen vragen, maar een uitgeschreven tekst over het interview.

Wat is een signaalwoord van het tekstverband 'samenvattend'?

1. maar
2. echter
3. net als
4. kortom

Wat kunnen functies zijn van het slot?

1. conclusie, samenvatting, advies geven
2. mening, centrale vraag, aanleiding noemen.

Wat kunnen functies zijn van de inleiding?

1. aanleiding noemen en een mening geven
2. een advies geven en een conclusie noemen.

Wat is een argument?

1. De mening die je ergens over hebt
2. Een uitleg
3. Een toelichting bij een kernzin
4. De reden waarom je iets vindt

Welk tekstdoel hoort bij een nieuwsbericht?

1. overtuigen
2. informeren
3. activeren
4. amuseren

In welke tekstsoort worden vooral argumenten gebruikt?

1. Informatieve tekst
2. Overtuigende tekst
3. Amuserende tekst

Welk tekstdoel hoort bij een toneelstuk?

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Welk tekstdoel hoort bij een oproep?

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Leg uit hoe de context ervoor kan zorgen dat je achter de betekenis van een moeilijk woord komt.

Welk tekstdoel hoort bij een klachtenbrief?

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Wat zijn de signaalwoorden van het 'vergelijkend tekstverband'?

1. als, wanneer, indien, mits, tenzij, op voorwaarde dat
2. net als, zoals, evenals
3. bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden.

Wat is het tekstdoel van een informatieve tekst?

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Wat betekent amuseren?

1. vermaken
2. vervelen
3. informatie geven

Wat is een activerende tekst?

1. Een tekst waar de schrijver probeert de lezer te interesseren
2. Een tekst waar de schrijver probeert de lezer iets te laten doen
3. Een tekst waar de schrijver probeert de lezer te amuseren
4. Een tekst waar de schrijver de lezer voor de gek houd

Wat is GEEN activerende tekst?

1. aankondiging van concert
2. nieuwsbericht over verkiezingen
3. advertentie van telefoonabonnement
4. reclamefolder van een supermarkt

Wat is geen activerende tekst?

1. advertentie
2. pamflet
3. pop-up
4. ingezonden brief

Signaalwoorden oorzaak gevolg zijn:

1. maar, echter
2. doordat, daardoor, als gevolg van
3. ten eerste, verder, ook

Wat is een oorzaak-gevolg?

1. De koeien staan in de wei, maar de paarden nog niet.
2. De spits van Ajax krijgt de bal goed aangespeeld, waardoor hij scoort.
3. Hij staat een acht voor de vakken wiskunde en Engels.
4. De kleuren van de vlag zijn geel en blauw.

Wat is een signaalwoord van middel-doel?

1. dat houdt in
2. waarmee
3. net als
4. bovendien

Welke signaalwoorden horen bij een voorwaardelijk verband?

1. eerst, daarna, dan, toen
2. maar, toch, echter
3. ook, bovendien, en
4. als, indien, tenzij, wanneer

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.

1. toelichtend verband
2. redengevend verband
3. voorwaardelijk verband

Wat zijn de signaalwoorden van het 'vergelijkend tekstverband'?

1. als, wanneer, indien, mits, tenzij, op voorwaarde dat
2. net als, zoals, evenals
3. bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden.

Einde van de quiz!