1MH3 - Module Spelling les 4




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER

Slide 1 - Slide

Lesprogramma 
  • Uitleg voltooid deelwoord
  • Toets maken in It's Learning : Bronnen -> Spelling 1.2 + 1.3 
  • Kahoot 
  • Lekker lezen! 

Als je de toets al gemaakt hebt, maak je de werkwoordspellingpuzzel







Slide 2 - Slide

Lesdoel
Ik kan het voltooid deelwoord juist vervoegen


Slide 3 - Slide

Weet je het nog?
Weten hoe je de persoonsvorm vindt:
1. In een andere tijd zetten (tegenwoordige of verleden tijd)
2. Enkelvoud naar meervoud zetten of andersom
3. De zin vragend maken 
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Weten hoe je het onderwerp vindt:
1. Wie of wat vóór de persoonsvorm zetten
2. Persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud zetten of andersom, het onderwerp verandert dan ook
3. De zin vragend maken: het onderwerp komt na de persoonsvorm




Slide 4 - Slide

Sterke en zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die niet van klank veranderen in de verleden tijd.
Bijvoorbeeld: werken – werkte    vouwen – vouwde     leren – leerde

Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die wel van klank veranderen in de verleden tijd.
Vb. lopen – liep


Slide 5 - Slide

't(ex)Kofschip:

Verleden tijd van zwakke werkwoorden



Stam eindigt op:

t-k-f-s-ch-p-x

dan te(n)


lachen

stam = lach

ik lachte

wij lachten


werken

stam = werk

ik werkte

wij werkten

ik heb gewerkt


reizen

stam = reiz (!)

ik reisde

wij reisden

ik heb gereisd






Slide 6 - Slide

Voltooid deelwoord
Als je wil vertellen dat iets al is gebeurd, dan gebruik je een voltooid deelwoord in de zin. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer. 

Ik huil (Tegenwoordige Tijd)
Ik huilde (Verleden Tijd)
Ik heb gehuild (Voltooid Deelwoord)

Je kunt een voltooid deelwoord op verschillende manieren herkennen:
1. Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge–, be-, ver- of ont-.
2. Een voltooid deelwoord eindigt op –en, –t of –d.
3. Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord (hebben/zijn).


Slide 7 - Slide

De kinderen hebben het goed _____________ (bedoelen)
De kinderen hebben de hele dag _____________ (vissen)
Peter is met de bijles _____________ (stoppen)
Maud heeft de teksten _____________ (herstellen) 

Slide 8 - Slide

OPDRACHT
Maak de toetsen 1.2 en 1.3 in It's Learning totdat je 100% hebt
Bronnen -> Spelling ->
Toets 1.2 Persoonsvorm VT (Verleden Tijd)
Toets 1.3 Voltooid deelwoord 

Je werkt zelfstandig en in stilte!

Toets 1.2 + 1.3 al gemaakt? 
Maak de werkwoordspellingpuzzel (It's Learning -> Bronnen -> Spelling -> Extra uitleg en oefenen

Slide 9 - Slide

Wat heb je geleerd?
Je kan in een tekst ontdekken wat de persoonsvorm is
Je kan het onderwerp vinden in een zin
Je kan het werkwoord juist vervoegen in Tegenwoordige Tijd en Verleden Tijd 
Je weet wat een voltooid deelwoord is en kan deze vervoegen

Slide 10 - Slide

timer
15:00

Slide 11 - Slide