This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Hoofdstuk 21 Vermogensmarkt
Vragers van vermogen
Aanbieders van vermogen
Geldmarkt en kapitaalmarkt
Amsterdamse effectenbeurs
Slide 1 - Slide
Mensen die een hypotheeklening afsluiten zijn:
A
vragers op de vermogensmarkt
B
aanbieders op de vermogensmarkt
Slide 2 - Quiz
I. Een risico-avers persoon belegt eerder in aandelen dan in obligaties. II. Als de rente op de vermogensmarkt stijgt, dalen de koersen van bestaande obligaties. Welke bewering(en) is/zijn goed?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 3 - Quiz
Welke bewering(en) is/zijn juist?
A
een obligatie is een veiligere belegging dan een aandeel
B
bij een emissie is een NV vrager op de vermogensmarkt
C
op de onderhandse kapitaalmarkt vinden er transacties plaats tussen veel vragers en een aanbieder
D
alle drie.
Slide 4 - Quiz
Wat betekent het als een onderneming investeert?
A
Als de onderneming belegt in aandelen of obligaties.
B
Als de onderneming kapitaalgoederen aanschaft.
C
Beiden zijn goed
D
Beiden zijn fout
Slide 5 - Quiz
Duncan en Emma wonen samen. In de maand januari doet zich het volgende financiële feit voor:
Ze verhogen de hypothecaire lening om een nieuwe keuken te kunnen kopen. Duncan en Emma zijn:...
A
aanbieder op de vermogensmarkt
B
vrager op de geldmarkt
C
vrager op de kapitaalmarkt
D
geen vrager en geen aanbieder op de geldmarkt
Slide 6 - Quiz
Duncan en Emma wonen samen. In de maand januari doet zich het volgende financiële feit voor:
Ze kopen voor € 4.000 aandelen ING Bank.
Duncan en Emma zijn
A
aanbieder op de vermogensmarkt
B
vrager op de geldmarkt
C
vrager op de kapitaalmarkt
D
geen vrager en geen aanbieder op de geldmarkt
Slide 7 - Quiz
Wie kunnen er nog meer vermogen aanbieden op de vermogensmarkt?
A
Bedrijven
B
Overheid
C
Pensioenfondsen
D
Alle 3
Slide 8 - Quiz
Duncan en Emma wonen samen. In de maand januari doet zich het volgende financiële feit voor:
Ze betalen de autoverzekering voor het komende kwartaal vooruit.
Duncan en Emma zijn:
A
aanbieder op de vermogensmarkt
B
vrager op de geldmarkt
C
vrager op de kapitaalmarkt
D
geen vrager en geen aanbieder op de geldmarkt
Slide 9 - Quiz
Duncan en Emma wonen samen. In de maand januari doet zich het volgende financiële feit voor:
Ze staan aan het eind van de maand voor € 200 rood op hun betaalrekening.
Duncan en Emma zijn
A
aanbieder op de vermogensmarkt
B
vrager op de geldmarkt
C
vrager op de kapitaalmarkt
D
geen vrager en geen aanbieder op de geldmarkt
Slide 10 - Quiz
Onderhandse lening
Obligatie lening
Een geldgever
Veel geldgevers
Onderhandelen
Lagere kosten
Geen contact
Eenvoudig
Lening kan verkocht worden
Koerswinst mogelijk
Slide 11 - Drag question
Wanneer is er sprake van een 'market order'?
A
Effecten verkopen tegen de eerstvolgende prijs
B
Aandelen kopen tegen een maximale koopprijs
C
Aandelen verkopen tegen een minimale verkoopprijs
D
Antwoorden B en C zijn goed.
Slide 12 - Quiz
Wat is een risico van een 'limiet order' voor de belegger?
A
Dat de bank geen toestemming geeft voor zijn order.
B
Dat hij veel meer moet betalen voor de aandelen dat hij verwachtte.
C
Dat de verkoopprijs van zijn aandelen veel lager is dan hij had verwacht.
D
Dat de koop of verkoop van de aandelen niet plaatsvindt.
Slide 13 - Quiz
Welke krediet valt niet onder de geldmarkt?
A
rekening-courantkrediet
B
afnemerskrediet
C
leverancierskrediet
D
hypothecair krediet
Slide 14 - Quiz
Waardoor zullen de aandelenkoersen over het algemeen stijgen?