Werkwoordspelling

startopdracht NL klas 3
Je vervoegt de woorden tussen haakjes. 
Schrijf het in stilte, alleen op het blad.
Je hoeft niet de hele zin over te schrijven.
Je kunt 48 punten behalen. 
We kijken het straks na. 35 = voldoende
Als je eerder klaar bent, dan lees je verder in je boek.



timer
8:00
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

startopdracht NL klas 3
Je vervoegt de woorden tussen haakjes. 
Schrijf het in stilte, alleen op het blad.
Je hoeft niet de hele zin over te schrijven.
Je kunt 48 punten behalen. 
We kijken het straks na. 35 = voldoende
Als je eerder klaar bent, dan lees je verder in je boek.



timer
8:00

Slide 1 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

Lesdoelen + programma
  •  De leerling kan na afloop van de les werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling.
  • nakijken huiswerk (blz. 56 - 59) + werkblad ww-spelling
  • uitleg filmpje + schema (5 minuten)
  • Spelling in het dagelijks leven --> Spot de fout! (3 minuten)
  • Bordspel --> Zie uitleg 
  • Huiswerk

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Wat is niet goed gespeld?

Slide 6 - Slide

Wat is niet goed gespeld?

Slide 7 - Slide

Bij welk(e) werkwoord(en) hadden jullie een verschillend antwoord?

Slide 8 - Open question

Wat heb je geleerd? (m.b.t. werkwoordspelling makkelijker maken)

Slide 9 - Mind map

Werkwoord bordspel
Stap 1: Schrijf 1 t/m 10 in de kantlijn op de achterkant van de startopdracht.
Stap 2: Ga met 4 bij elkaar zitten. 1 pakt en bedient de telefoon
Ga naar www.onlinedobbelsteen.nl
Stap 3: Dobbel 1 keer voor het werkwoord
Stap 4: Dobbel een tweede keer voor de actie (midden van dobbelspel) We doen het 1 keer samen, daarna doe je het zelf.

Slide 10 - Slide

Huiswerk 3A en 3B
3A - vrijdag 1 december (2/3e uur)
3B - maandag 4 december (2/3e uur) 
Schrijf een Sinterklaasgedicht (moet rijmen) aan iemand die je dierbaar is. Minimaal 10 zinnen. Staat in je schrift.
Vervoeg hierbij de werkwoorden! 
Minimaal 1 keer tt, vt, vtdw.

Slide 11 - Slide