Werkwoordsvormen en werkwoordstijden

10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

  1. Huiswerk nakijken
  2. Uitleg spelling werkwoordsvormen en werkwoordstijden
  3. Zelf aan de slag

Slide 2 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Huiswerk nakijken
Waar? 
Bladzijde 184/185

Waarover?
Spelling: speciale leestekens

Welke opdrachten?
1 tot en met 5


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
  • 1 Ik heb gisteren nieuwe kleren gekocht: schoenen, een rokje en een groene sjaal.
  • 2 Dit jaar gaan Willem en Marieke niet naar het Italiaanse Toscane op vakantie, maar naar de Franse Côte d’Azur.
  • 3 Als je genoeg fruit eet, is dat goed voor je gezondheid.
  • 4 In dit theater zijn allerlei voorstellingen: toneel, zang, cabaret en dans.
  • 5 De toerist uit Portugal vroeg aan een Amsterdamse buschauffeur de weg naar het Centraal Station.
  • 6 Kirsten speelt vandaag niet mee tegen Blauw-Wit: ze heeft haar enkel gekneusd.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
  • 1 Jasper vraagt wie er meegaat naar de verjaardag van Hassan.
  • 2 De politieagent zei dat we onze fietsverlichting moesten aanzetten.
  • 3 Coby vroeg aan Nermina of ze van haar een euro kon lenen.
  • 4 De trainer zei (of: riep) dat we volgende week kampioen kunnen (of: konden) worden.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3
  • 1 Carlo zei: ‘Vanmiddag mogen we bij mij thuis gamen.’
  • 2 Dini vraagt aan haar teamleden: ‘Waar is de ballentas?’
  • 3 Mijn moeder zei: ‘Je moet om 20.00 uur thuis zijn.’
  • 4 Ik vroeg mijn zusje: ‘Wat wil je voor je verjaardag hebben?’

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 4
  • 1a/1b
  • In zin 1a zijn alle spelers van D1 te laat; ze moeten allemaal een strafrondje lopen.
  • In zin 1b zijn niet alle spelers van D1 te laat; alleen de spelers die te laat waren, moeten een strafrondje lopen; de spelers die op tijd waren, hoeven dat niet te doen.
  • 2a/2b
  • In zin 2a kunnen alle verpakkingen niet hergebruikt worden; ze gaan alle de vuilnisbak in.
  • In zin 2b kunnen sommige verpakkingen wel hergebruikt worden; alleen de verpakkingen die niet hergebruikt worden, gaan de vuilnisbak in; de rest wordt hergebruikt.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 5
  • 1 Tijdens de picknick trakteerde Paul ons op kroketten die hij in de snackbar had gekocht.
  • 2 De caissière bood haar excuses aan, omdat zij de korting van cacaopoeder en karamelvla niet had berekend.
  • 3 Koop je bij ons vliegtickets, dan kun je tijdens je vakantie overdag deelnemen aan excursies en ’s avonds in de disco dansen op muziek van een bekende diskjockey.
  • 4 Met tennisracket en hockeystick vertrokken wij voor een sportief weekend naar Monnickendam.
  • 5 De elektricien wilde net de stekker in het stopcontact steken, toen hij van zijn ladder viel en in coma raakte.
  • 6 Door een truc slaagde de cabaretier erin de beker met inscriptie mee naar huis te nemen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions





  • Je leert wat de verschillende werkwoordsvormen zijn en kunt deze benoemen

Lesdoel:

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Uitleg: filmpje over werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordsvormen
en werkwoordstijden

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordsvormen
Je hebt gezien dat een werkwoord verschillende  vormen heeft.

- infinitief (inf): lachen
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): ik lach / hij lacht / wij lachen
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt): ik lachte / hij lachte / wij lachten
- voltooid deelwoord (vd): ik heb gelachen
- onvoltooid deelwoord (od): lachend

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordstijden
Je hebt ook gezien dat er verschillende werkwoordstijden zijn. 

- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): Guus maakt een tekening. / Ik loop naar school.
- onvoltooid verleden tijd (ovt): Guus maakte een tekening. / Ik liep naar school.
- voltooid tegenwoordige tijd (vtt): Guus heeft een tekening gemaakt. / Ik heb naar school gelopen.
- voltooid verleden tijd (vvt): Guus had een tekening gemaakt. / Ik had naar school gelopen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel werkwoordsvormen zijn er?
A
3
B
5
C
4
D
2

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?

Hijgend liep hij met zijn hondje naar de hondenuitlaatplaats en liet het hondje plassen.

A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?

Lachend vertelde de docent dat alle leerlingen een voldoende hadden gehaald.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?

Voor het huwelijksfeest heeft margriet een cadeau gekocht.

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk
Waar? 
Bladzijde 186/187

Waarover?
Werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Welke opdrachten?
1 t/m 4

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Ja

Slide 18 - Slide

This item has no instructions