TA7 7.2.9 punt komma

doel:
Ik leer wat een punt komma is en hoe ik deze gebruik in een zin.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

doel:
Ik leer wat een punt komma is en hoe ik deze gebruik in een zin.

Slide 1 - Slide


Weet jij hoe dit leesteken heet?

Slide 2 - Open question

Wanneer gebruik je een puntkomma?

Slide 3 - Open question


Moet ik een puntkomma gebruiken. Ja/nee en waarom?

Slide 4 - Open question

Welk leesteken mist in de zin?
Ik koop twee dingen een tas en een boek.
A
puntkomma
B
komma
C
dubbele punt

Slide 5 - Quiz

Welk leesteken mist in de zin?
Ik was alleen ik vond dat niet leuk.
A
puntkomma
B
komma
C
dubbele punt

Slide 6 - Quiz

Welk leesteken hoort in de zin?

Mijn vader wil alles altijd nauwkeurig plannen mijn moeder ziet wel hoe het loopt.
A
puntkomma
B
komma
C
dubble punt

Slide 7 - Quiz

Als je een uitleg geeft of je geeft voorbeelden van iets gebruik je een.........?
A
Dubbele punt
B
Komma
C
Puntkomma
D
Punt

Slide 8 - Quiz

Je eindigt een zin met een puntkomma, uitroepteken en een vraagteken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Een puntkomma (;) betekent dat er een voorbeeld komt.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Een puntkomma gebruik je......
A
bij een opsomming
B
bij een gedachte
C
bij het begin van een zin
D
om twee zinnen te verbinden

Slide 11 - Quiz

In welke zin is de puntkomma goed gebruikt:
A
Ik moet deze week thuisblijven; want ik ben ziek.
B
Ik moet deze week thuisblijven; ik ben ziek.

Slide 12 - Quiz

Waar komt de puntkomma?

Het concert is morgen er worden veel mensen verwacht.
A
Na "concert"
B
Na "is"
C
Na "morgen"
D
Na "veel"

Slide 13 - Quiz

We gingen op vakantie ik ben mijn koffer vergeten
A
dubbele punt
B
puntkomma
C
komma
D
punt

Slide 14 - Quiz