6-10-22 2.1 PV in de TT en 2.2 PV in de VT

Welkom!
Je start de les met een leesboek
timer
15:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Je start de les met een leesboek
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Grammatica H2 werkwoordspelling


2.1 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
2.2 Persoonsvorm in de verleden tijd

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

werkwoordspelling tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 5 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij beeft bediend
B
hij heeft bedient

Slide 6 - Quiz

tegenwoordige tijd
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt

Slide 7 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(Worden) ... toch eens volwassen!
A
Word
B
Wordt
C
Werd

Slide 8 - Quiz

Hij (downloaden) dat document (t.t.).

A
download
B
downloadt
C
downloadde
D
downloadet

Slide 9 - Quiz

Aan de slag
2.1 
Opdracht 1 en 2 (blz. 270)


timer
5:00

Slide 10 - Slide

3.2 Persoonsvorm in de verleden tijd

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

geef voorbeeld van
een sterk werkwoord

Slide 13 - Mind map

Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 14 - Slide

Zwakke werkwoorden
Wanneer -de(n) of -te(n)? 

Slide 15 - Slide

verleden tijd
Hij (antwoorden) ..... snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoortte

Slide 16 - Quiz

Krabben- verleden tijd enkelvoud
A
krabte
B
krabbte
C
krabde
D
krabtde

Slide 17 - Quiz

Wat is de verleden tijd van het werkwoord verven?
A
ik verfte
B
ik verfde
C
ik vervde
D
ik vervte

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste zin in de verleden tijd (verhuizen):
A
Elin verhuiste naar Engeland.
B
Elin verhuisde naar Engeland.
C
Elin verhuizde naar Engeland.
D
Elin verhuistte naar Engeland.

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
2.2 
Opdracht 1, 2 en 3


timer
15:00

Slide 20 - Slide

tot de volgende les

Slide 21 - Slide