bijwoord of bijvoeglijknaamwoord?

Bijwoord of bijvoeglijknaamwoord?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bijwoord of bijvoeglijknaamwoord?

Slide 1 - Slide

In deze les...
- herhalen we wat een bijvoeglijk naamwoord is en wanneer je dat moet gebruiken
- herhalen we hoe je van een bijvoeglijk naamwoord een bijwoord maakt en wanneer je dat moet gebruiken

Slide 2 - Slide

Dit weet ik nog over bw/bvn....

Slide 3 - Mind map

Bijvoeglijk naamwoord.
Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over:
- zelfstandig naamwoord
- werkwoorden van zintuigen (sound, taste, smell, look, feel
- to be (am, are, is, was were)

In de zin:
- VOOR het zelfstandig naamwoord
- NA to be, sound, taste, smell, look, feel

That is a beautiful sweater.
The music sounds beautiful

Slide 4 - Slide

bijwoord

Zegt iets over:
- alle andere werkwoorden

In de zin:
- kan NA het werkwoord (dus kan aan het einde v/d zin)

Maken:
bijvoeglijk naamwoord + ly          beautiful+ly = beautifully

Slide 5 - Slide

Let op: spelling
- woorden op -y                 easy - easily
- woorden op -le                terrible - terribly
- woorden op -ic                magic - magically

Let op: uitzonderingen

bvn
bw
good
well
fast
fast
long
long
hard
hard

Slide 6 - Slide

Let's try it! You can do this.

Slide 7 - Slide

Wat is het bijwoord van:
bad
A
bad
B
badly
C
badily
D
badically

Slide 8 - Quiz

Wat is het bijwoord van:
happy
A
happy
B
happyly
C
happily
D
happically

Slide 9 - Quiz

Wat is het bijwoord van:
fantastic
A
fantastic
B
fantasticly
C
fantasticily
D
fantastically

Slide 10 - Quiz

Hier moet een:
Susan is a ..... girl
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 11 - Quiz

Hier moet een:
This soup tastes.....
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 12 - Quiz

Hier moet een:
The band played the song...
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 13 - Quiz

Grace is a very ... person
A
kind
B
kindly

Slide 14 - Quiz

Let's have a ... lunch.
A
quick
B
quickly

Slide 15 - Quiz

Everybody is doing ... at the moment
A
good
B
well

Slide 16 - Quiz

That car can go very ...
A
fast
B
fastly

Slide 17 - Quiz

Chinese is a ... language (difficult)

Slide 18 - Open question

The children behaved ... (bad)

Slide 19 - Open question

Peter feels really ... (sad)

Slide 20 - Open question

Yes, duidelijk dit
A
echt wel
B
kinda
C
nou...
D
nee man

Slide 21 - Quiz