Paragraaf 5.4: Het ontstaan van staten (deel 2)

Huiswerk nakijken
Opdracht 1 t/m 7 van §5.4.


1 / 19
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Huiswerk nakijken
Opdracht 1 t/m 7 van §5.4.


Slide 1 - Slide

§5.4 Het ontstaan van staten (deel 2)

Slide 2 - Slide

Noem twee voordelen die koningen hadden t.o.v. het leenstelsel.

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Charlemagne
Een koning in het zadel.🐎

Van palts naar palts.
#WatEenGedoe!😠

Slide 5 - Slide

Donkere Eeuwen
Vroege middeleeuwen = koning zwak:
-> Weinig geld in omloop.

Edelen nodig voor oorlog te kunnen voeren.
-> In ruil daarvoor een stuk land + 
     inkomsten (leenstelsel).
Het is tijd voor verandering!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Een centraal bestuur
Tijdens het leenstelsel moesten vorsten rondreizen om hun leenmannen te controleren. 
Dit veranderde ook in de late middeleeuwen: vorsten gingen nu hun hele rijk op dezelfde manier besturen. 
- dezelfde belastingen
- dezelfde wetten

Slide 8 - Slide

Een centraal bestuur
Als een koning zijn land vanuit een plek op dezelfde manier bestuurt, heet dit een centraal bestuur

Zo ontstonden er staten: een land met duidelijke grenzen, waar overal dezelfde regels en wetten gelden. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Leg uit dat de video een voorbeeld is van centraal bestuur.

Slide 11 - Open question

Centraal bestuur in Nederland 
Nederland bestond uit verschillende gewesten, een soort provincies. 
Nederland viel onder de hertogen van Bourgondië, die door oorlog, huwelijken en erfenissen steeds meer gebied kregen. 

Alle gewesten samen kregen dezelfde wetten, waardoor in Nederland ook centralisatie werd ingevoerd.

Slide 12 - Slide

Dijon

Slide 13 - Slide

Heeft Nederland NU een centraal bestuur?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Is Nederland NU een staat?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Geef aan waarom een vorst na de vroege middeleeuwen graag ambtenaren in dienst nam.
A
Ambtenaren hadden geen eigen mening
B
Ambtenaren hadden niet het gevoel dat ze de baas waren over het land dat ze bestuurden
C
Ambtenaren waren niet zo slim
D
Ambtenaren waren slimmer dan leenmannen

Slide 16 - Quiz

Wie is de leider van de katholieke kerk?
A
Priester
B
Bisschop
C
Paus

Slide 17 - Quiz

Waarom wilde steden stadsrechten hebben?
A
Stadsmuur mogen bouwen
B
Zichzelf mogen verdedigen
C
Zelf de regels maken voor een stad
D
Zelf de rechtspraak regelen

Slide 18 - Quiz

Opdrachten maken (hw)
Wat? Opdracht 8 t/m 12 van §5.4 
           (niet nakijken). 
Hoe? Individueel.
Hulp? Buurman/-vrouw of docent.
Tijd? 6 minuten (check).
Klaar? Maak de test jezelf  van §5.4.



timer
6:00

Slide 19 - Slide