Deuxième partie: le verbe être
Het werkwoord
être betekent
zijn.
Tijdens deze les leer je dit werkwoord in drie verschillende tijden vervoegen:
- de présent (de tegenwoordige tijd), (je suis = ik ben)
- de imparfait (de onvoltooide verleden tijd) (j'étais = ik had)
- de passé composé (de voltooid verleden tijd) (j'ai été= ik heb gehad)