Y3FR_5-GrammaireI

Bonjour et bienvenue à un cours de grammaire 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour et bienvenue à un cours de grammaire 

Slide 1 - Slide

Le cours de grammaire
Wat ga je tijdens deze les doen?  
Tijdens deze les ga je zelfstandig werken aan de grammatica van Unité 1 
Hoe ga je dat doen? 
In deze LessonUp vind je filmpjes en opdrachten. Je hebt van mij een blad gekregen waarop je de opdrachten kan maken en aantekeningen kan maken bij de filmpjes

Slide 2 - Slide

Le but de ce cours (het lesdoel)
Aan het einde van deze les heb je geoefend met de présent, passé composé en imparfait  van avoir (hebben) en être (zijn)

Deze opdrachten en de verschillende tijden van werkvormen zijn erg belangrijk voor het vertellen van een Frans verhaaltje en het schrijven van een Franse brief. Om de verschillende tijden goed onder de knie te krijgen gaan we hier veel mee oefenen. 

Slide 3 - Slide

Le présent 
Le présent is de tegenwoordige tijd. Je kan deze tijd gebruiken om iets te beschrijven wat nu bezig is of om een feit te vertellen.

Bijvoorbeeld:
- Ik heb een kat.
- Water kookt bij 100 graden.

Slide 4 - Slide

L'imparfait
L'imparfait is de onvoltooid verleden tijd. Je kan deze tijd gebruiken om iets in het verleden te beschrijven. 
 
Bijvoorbeeld:
- Ik had een kat. 
- Vroeger hield ik van hardlopen. 

Slide 5 - Slide

Le passé composé (1)
Le passé composé  is de voltooid verleden tijd. Je kan deze tijd gebruiken om iets in het verleden te beschrijven. 

- Gisteravond heb ik bij jou gegeten.
- Afgelopen nacht heb ik goed geslapen.

Slide 6 - Slide

Le passé composé (2)
Le passé composé  bestaat altijd uit twee werkwoorden (ik heb gehad, ik ben geweest). 
De eerste van de twee werkwoorden heet een hulpwerkwoord  ieder werkwoord heeft avoir of être als hulpwerkwoord. Dit is het werkwoord dat je moet vervoegen. Het tweede werkwoord heet een voltooid deelwoord. Dit werkwoord blijft hetzelfde.
Bij être is het hulpwerkwoord altijd avoir(!)
Bij avoir is het hulpwerkwoord ook altijd avoir(!)

Slide 7 - Slide

Passé composé of imparfait?
De passé composé en de imparfait zijn allebei verleden tijdsvormen. Het is belangrijk dat je onthoud dat de passé composé altijd uit twee woorden bestaat en de imparfait altijd uit één woord

Passé composé (twee woorden) = j'ai eu (twee woorden)
Imparfait (één woord) = j'avais (één woord)

Slide 8 - Slide

Première partie: le verbe avoir
Het werkwoord avoir  betekent hebben
Tijdens deze les leer je dit werkwoord in drie verschillende tijden vervoegen: 
- de présent (de tegenwoordige tijd), (j'ai = ik heb)
- de imparfait (de onvoltooide verleden tijd) (j'avais = ik had)
- de passé composé (de voltooid verleden tijd) (j'ai eu = ik heb gehad)

Slide 9 - Slide

Première partie: le verbe avoir
- Bekijk nu de video over le verbe avoir. Let op: je hoeft alleen de eerste 45 seconden maar te bekijken!

- Maak nu opdracht 1 op je werkblad

Slide 10 - Slide

Deuxième partie: le verbe être
Het werkwoord être betekent zijn
Tijdens deze les leer je dit werkwoord in drie verschillende tijden vervoegen: 
- de présent (de tegenwoordige tijd), (je suis = ik ben)
- de imparfait (de onvoltooide verleden tijd) (j'étais = ik had)
- de passé composé (de voltooid verleden tijd) (j'ai été= ik heb gehad)

Slide 11 - Slide

Deuxième partie: le verbe être
- Bekijk nu de video over le verbe être. Let op: je hoeft alleen de eerste 50 seconden maar te bekijken!

- Maak nu opdracht 2 op je werkblad

Slide 12 - Slide

Au travail!
-Op je werkblad staan exercice 8A et exercice 8B. Deze opdrachten ga je maken. 
-Als je klaar bent met deze opdracht, ga je de révision opdracht maken. Probeer deze opdracht te maken zonder hulp van je werkblad, zo kan je zelf kijken wat je precies geleerd hebt tijdens deze les. PS: Als je hiermee klaar bent, evalueren we klassikaal de les :) 

Slide 13 - Slide