Schrijven: Examen uitleg, tekstverbanden

Instellingsexamen Schrijven
Les 1

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Instellingsexamen Schrijven
Les 1

Slide 1 - Slide

Overzicht Examens
Onderdeel 1. CE Lezen en Luisteren 
Onderdeel 2.  IC Schrijven 
Onderdeel 3. IC Spreken
Onderdeel 4. IC Gesprekken 

(CE = Centraal Examen)
(IC = Instellingsexamen)





Slide 2 - Slide

Cijfer berekenen
Onderdeel 1. CE Lezen en Luisteren =                  50% van eindcijfer
Onderdeel 2. IC Schrijven 
Onderdeel 3. IC Spreken 
Onderdeel 4. IC Gesprekken 
Onderdeel 2 + 3 + 4 = 1 cijfer -> (Totaal :3 = cijfer)

Onderdeel 1 + onderdeel 2,3 en 4 = X  -> X : 2 = eindcijfer

Slide 3 - Slide

Planning blok 6

Slide 4 - Slide

Les 1 verkennen van het schrijfexamen

Slide 5 - Slide

1. Hoeveel tijd heb ik voor het
     examen?
2. Hoeveel vragen moet ik maken?
3. Wat voor een tekst moet ik schrijven?
4. Zijn er bronnen die ik moet gebruiken?
5. Hoeveel tijd moet ik aan elke op-
     dracht besteden?
6. In welke volgorde ga ik de opdrachten maken?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Je hebt het filmpje over schrijfvaardigheid gezien.

  1.  Heb je nieuwe dingen gehoord? Zo ja, welke? 
  2.  Wat zijn specifiek jouw aandachtspunten bij het schrijven van een tekst

Slide 10 - Slide

Wat is het doel van een pakkende titel van een tekst?
A
Het trekken van de aandacht van de lezer.
B
Het informeren van de lezer over de inhoud van de tekst.
C
Het stimuleren van de lezer om de tekst te gaan lezen.
D
A + B + C

Slide 11 - Quiz

Kies een passend onderwerp.
Je krijgt de opdracht een tekst te schrijven over gezond eten. Welk onderwerp is daarvoor het minst geschikt?
A
Invloed van suiker op de gezondheid.
B
Populariteit van superfoods.
C
Voeding van prehistorie tot nu.
D
Werking van verschillende diëten.

Slide 12 - Quiz

Voor burgerschap ga je een tekst schrijven over een onderwerp dat met het verkeer te maken heeft. Jij vindt dat we veel te hard mogen rijden op de snelweg. Door goede argumenten te verzinnen, hoop je anderen te overtuigen van je mening. Welke tekstsoort past het beste bij deze opdracht?
A
Advertentie
B
Betoog
C
Informatief artikel
D
Recensie

Slide 13 - Quiz

Voordat je aan je stage begint, krijg je de opdracht een tekst te schrijven over je stagebedrijf. De tekst is bedoeld om andere studenten uitleg te geven over de branche, de geschiedenis van het bedrijf en de werkzaamheden. Welke tekstsoort past het beste bij deze opdracht?
A
Advertentie
B
Betoog
C
Informatief artikel
D
Recensie

Slide 14 - Quiz

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 15 - Mind map


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 16 - Quiz


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 17 - Quiz


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
 Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 18 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 19 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 20 - Quiz

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 21 - Slide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 22 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 23 - Quiz

Huiswerk
Studiereader 3F thema 2, hoofdstuk 4 opdracht 1,2,3, en 7


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide