Bloedvaten

Bloedvaten
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Bloedvaten

Slide 1 - Slide

De kleine en grote bloedsomloop vervoeren o.a.
zuurstof en koolstofdioxide.
Welke uitspraak is waar?
A
Kleine bloedsomloop vooral zuurstofrijkbloed
B
Grote bloedsomloop vooral zuurstofarmbloed
C
Kleine & grote bloedsomloop zowel zuurstofrijk als -arm
D
Overal zit evenveel zuurstof in het bloed

Slide 2 - Quiz

Zet de onderdelen van de KLEINE bloedsomloop in de juiste volgorde
Linker harthelft
Longen
Rechter harthelft

Slide 3 - Drag question

Zet de onderdelen van de GROTE   bloedsomloop in de juiste volgorde
Organen
Linker harthelft
Rechter harthelft

Slide 4 - Drag question

Wat betekent het begrip dubbele bloedsomloop?
A
De weg die het bloed aflegt door het lichaam
B
Het bloed gaat 2x door het hart
C
Het bloed gaat van het hart naar de longen
D
Het bloed gaat van het hart naar de organen

Slide 5 - Quiz

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 6 - Drag question

Waar liggen de kransslagaders?
A
In je hoofd
B
In je longen
C
In je hart
D
In je benen

Slide 7 - Quiz

Wat scheidt de linker- en rechter harthelft?
A
Hart-tussenvlies
B
Hart-tussenspier
C
Hart-wand
D
Hart-tussenwand

Slide 8 - Quiz

Waar zitten de hartkleppen?
A
Tussen de linker - en de rechterhelft van het hart
B
Tussen het hart en de aorta en longslagader
C
Tussen de boezems en kamers in het hart
D
In de aders die naar het hart toelopen

Slide 9 - Quiz

Zitten de boezems boven of onder in het hart?
A
boven
B
onder

Slide 10 - Quiz

Hartpauze, bloed stroomt het hart in
vanuit de aders.
De boezems trekken samen, 
bloed gaat de kamers in.
De kamers trekken samen, 
bloed gaat de slagaders in.

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Zo ziet de wand van een slagader er uit.
A
Dik en elastisch
B
1 cellaag dik
C
Dun
D
Dik

Slide 19 - Quiz

Hoe heet het bloedvat dat naar de darmen loopt?
A
Poortader
B
Aorta
C
Darmslagader
D
Darmader

Slide 20 - Quiz

In welk soort bloedvat liggen Kleppen
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten
D
Buisjes.

Slide 21 - Quiz

Welk bloedvat is het gevaarlijkst om te beschadigen?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
D
Deze niet.

Slide 22 - Quiz

Ader
Slagader
Haarvat
Dikke, stevige, elastische wand.
Bevat kleppen
Bevat (bijna) geen kleppen
Dunne minder elastiche wand.
Hierin stroomt bloed van het orgaan naar het hart.
Hierin stroomt bloed van het hart naar het orgaan.
Bloeddruk is hoog.
Bloeddruk is laag.
Liggen minder diep in het lichaam.
Liggen dieper in het lichaam.
Wand is 1 cel laag dik.
Sterk afnemende bloeddruk.
Vormen in een orgaan een haarvatennet.

Slide 23 - Drag question