Les 1 - C7 Spelling §6 Verkleinwoorden

WELKOM

Pak  je Nieuw Nederlands, je schrift en je pen.
timer
3:00
WELKOM
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM

Pak  je Nieuw Nederlands, je schrift en je pen.
timer
3:00
WELKOM

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Herhaling: Verkleinwoorden!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les weet je weer hoe je zelfstandige naamwoorden moet verkleinen door het toevoegen van de juiste verkleinwoorduitgang.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog over het vormen van verkleinwoorden in het Nederlands?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Verkleinwoorden vormen
Je kunt een zelfstandig naamwoord verkleinen door -je achter het zelfstandig naamwoord te plaatsen, bijvoorbeeld: boek – boekje; potlood – potloodje.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Uitzonderingen
Sommige zelfstandige naamwoorden vereisen een andere verkleinwoorduitgang, bijvoorbeeld: broer → broertje; tuin → tuintje.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Meervoudige uitzonderingen
Enkele zelfstandige naamwoorden hebben ook een verandering in de stam voor het toevoegen van de verkleinwoorduitgang, bijvoorbeeld: buiging → buiginkje; koning → koninkje.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Onregelmatige verkleinwoorden
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben onregelmatige verkleinwoorden, bijvoorbeeld: zon → zonnetje; stem → stemmetje.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Leenwoorden
Leenwoorden krijgen vaak een verkleinwoorduitgang, bijvoorbeeld: pizza → pizzaatje; café → cafeetje.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Speciale gevallen
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben speciale verkleinwoorden, bijvoorbeeld: saté → sateetje; baby → baby’tje.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 24 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 25 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 26 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.