herhalen 2.1 t/m 2.3

Herhaling 2.1 t/m 2.3
Wat weet je nog van 2.1 t/m 2.3?
Maken opgaven/ bestuderen H2


1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling 2.1 t/m 2.3
Wat weet je nog van 2.1 t/m 2.3?
Maken opgaven/ bestuderen H2


Slide 1 - Slide

2.1 leerdoelen
1. Je kunt de biologische organisatieniveaus herkennen
2. Je kunt de emergente eigenschappen herkennen
3. Je weet wat de levenskenmerken zijn
4. Je kunt uitleggen hoe artsen stamcelkweek gebruiken voor medische toepassingen
5. Je kunt het verband tussen de toename van het oppervlak en het volume bij een organisme uitleggen

Slide 2 - Slide

Sleep de organisatieniveaus van groot naar klein, van boven naar beneden, naar de vakjes aan de rechterkant.
celorganellen
cellen
weefsels
organen
orgaanstelsels
organismen
atomen
moleculen

Slide 3 - Drag question

Orgaan
Weefsel
Cel
Organel
Molecuul
Insuline spuiten
Alvleesklier transplantatie
Eilandjes van Langerhans transplantatie
Stamcel transplantatie

Slide 4 - Drag question

Waarom moet je baby's
dikker aankleden dan
volwassenen?
A
Omdat ze een grotere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
B
omdat ze een kleinere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
C
omdat hun cellen nog niet veel mitochondriën hebben
D
omdat hun cellen langzamer werken

Slide 5 - Quiz

2.2 Leerdoelen
6. Je kunt de functies en onderdelen van een dierlijke cel benoemen en herkennen
7. Je kunt de functies en de onderdelen van een plantaardige cel benoemen en herkennen
8. Je kunt op celniveau de eigenschappen van planten, dieren, schimmels en bacteriën

Slide 6 - Slide

Dierlijke cel
Celmembraan
Cytoplasma
Celkern
Ribosomen
Transportkanalen
Mitochondriën

Slide 7 - Slide

Plantaardige cel

Slide 8 - Slide

Bacteriecel

Slide 9 - Slide

Schimmelcel

Slide 10 - Slide

Juist of onjuist?
Dierlijke cellen zijn eukaryoot
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Juist of onjuist. Alle menselijke cellen hebben evenveel mitochondriën.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Welk rijk is zowel autotroof als heterotroof?

Slide 13 - Mind map

Een mens is autotroof omdat het zichzelf kan voeden.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Geef de reactievergelijking van de fotosynthese.

Slide 15 - Open question

2.3 Leerdoelen 

9. Je kunt de verschillende manieren van membraantransport beschrijven
10. Je kunt de veranderingen bij een cel in een omgeving met een afwijkende osmotische waarde verklaren
11. Je kunt de rol van receptoreiwitten in het celmembraan beschrijven

Slide 16 - Slide

Wat is diffusie?
A
Verplaatsing (van gassen) van hoge concentratie naar lage concentratie
B
Verplaatsing (van gassen) van lage concentratie naar hoge concentratie
C
Verplaatsing van water van hoge concentratie naar lage concentratie
D
Verplaatsing van water van lage concentratie naar hoge concentratie

Slide 17 - Quiz

Wanneer gaat de diffusie sneller?
A
bij groter concentratieverschil
B
bij lagere temperatuur
C
in water in plaats van lucht

Slide 18 - Quiz

Een proefje met een membraan dat alleen water doorlaat: semipermeabel membraan
De diffusie van water door een semipermeabel of selectief permeabel membraan heet osmose.

Slide 19 - Slide

In welke richting gaat het water door osmose (zie vorige plaatje)
A
naar lagere concentratie opgeloste stoffen
B
naar hogere concentratie opgeloste stoffen

Slide 20 - Quiz

Waarom gaan rode bloedcellen kapot in een hypotone omgeving?

Slide 21 - Open question

Is osmose een actief of een passief proces?
A
actief, want de moleculen bewegen
B
actief, want het kost energie
C
passief, want het kost geen energie

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurt er met een plantencel in een hypertone (bijv. zoutere) omgeving? Hoe heet dit proces?

Slide 23 - Open question

Maak- en leerwerk
Maken t/m 2.5 en alle Toepassen en examentraining
Voorbereiden op toets na de vakantie
Na de vakantie herkansing Hfd1 (dinsdag)

Slide 24 - Slide