20. Januar 2023 / Werkwoorden tegenwoordige tijd (Uitleg + oefenen)

Startaufgabe: Notiere die Zahlen auf Deutsch
2         5       10      16         19      20
timer
4:00
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Startaufgabe: Notiere die Zahlen auf Deutsch
2         5       10      16         19      20
timer
4:00

Slide 1 - Slide

Planning mondeling
- in Its / bronnen.
- liever een andere datum/tijd? Zelf ruilen.
- Ben je er niet? 1 punt aftrek.
- niet voorbereid? Gaat wel door.

Slide 2 - Slide

Werkwoorden
intro

Slide 3 - Slide

Die Hausaufgaben

Gelernt:
Lernliste N-D: t/m springen
Lernliste D-N: Teil A und C


Gemacht:
- Die Aufgaben 28-33 zu F Sprechen
- Die Aufgabe 18 zu E Grammatik
- Bekijk het filmpje 'Grammatik A’  
1 Wanneer is een werkwoord sterk en wanneer zwak?
2 Wat zijn de regels voor het vervoegen van zwakke werkwoorden in Duits?
3 Voor welke werkwoorden zijn er uitzonderingen? 

Slide 4 - Slide

Aan het einde van de les

ken je de regels over het vervoegen van de zwakke werkwoorden
Wie?

Hören
Erklären
üben

Slide 5 - Slide

Werkwoorden - Verben
1 Wanneer is een werkwoord sterk en wanneer zwak?
2 Wat zijn de regels voor het vervoegen van zwakke werkwoorden in Duits?
3 Voor welke werkwoorden zijn er uitzonderingen? 

Slide 6 - Slide

werkwoorden vervoegen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
e
st
t
en
t
en

Slide 7 - Drag question

Elke persoon zijn eigen uitgang!
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
esttenten
uitleg

Slide 8 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Hoe werkt het?
wohn
wohn
wohn

wohn
wohn
wohn
regel: stam + uitgang

wohnen
stam: -en eraf
-> wohn


uitleg

Slide 9 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Consequent!
komm
sammel
üb

üb
sammel
komm
stam: -en eraf
kommen -> komm
üben -> üb
sammeln -> sammel


uitleg

Slide 10 - Slide

wohnen (ich)
1/9
uitleg/antwoord
wohnen -> 
stam = wohn ->
ich = -e ->
wohne
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 11 - Quiz

machen (ihr)
2/9
uitleg/antwoord
machen -> 
stam = mach ->
ihr = -t ->
macht
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 12 - Quiz

rudern (du)
3/9
uitleg/antwoord
rudern -> 
stam = ruder ->
du = -st ->
ruderst
A
rudere
B
ruderst
C
rudernst
D
rudernt

Slide 13 - Quiz

rudern
Stam = -n = rudern

segeln (zeilen)
zeichnen (tekenen)

Slide 14 - Slide

kommen (Omar)
4/9
uitleg/antwoord
kommen -> 
stam = komm ->
Omar = er (3e persoon enk.) = -t ->
kommt
A
kommet
B
komt
C
kommst
D
kommt

Slide 15 - Quiz

wohnen (du)
5/9
uitleg/antwoord
wohnen -> 
stam = wohn ->
du = -st ->
wohnst

Slide 16 - Open question

spielen (ich)
6/9
uitleg/antwoord
spielen -> 
stam = spiel ->
ich = -e ->
spiele

Slide 17 - Open question

kochen (ihr)
7/9
uitleg/antwoord
kochen -> 
stam = koch ->
ihr = -t ->
kocht

Slide 18 - Open question

fragen (wir)
8/9
uitleg/antwoord
fragen -> 
stam = frag ->
wir = en ->
fragen

Slide 19 - Open question

Een paar uitzonderingen...
  1. de stam eindigt op een -d of -t
  2. de stam eindigt op een sis-klank
uitleg

Slide 20 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Stam op -t of -d:
arbeit
arbeit
arbeit

arbeit
arbeit
arbeit
stam: -en eraf
arbeiten -> arbeit
finden -> find
warten -> wart
reden -> red


uitleg

Slide 21 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Stam op -t of -d: de oplossing
arbeit
arbeit
arbeit

arbeit
arbeit
arbeit
stam: -en eraf
arbeiten -> arbeit
finden -> find
warten -> wart
reden -> red



e
e


e

d-tje / t-tje? -> extra e-tje!
uitleg

Slide 22 - Slide

ich
du
er, sie, es

du
du
du
e
st
t

st
st
Stam op -ß, -ss, -z, -sch:

heiß


ss
tanz

stam: -en eraf
heißen -> heiß
küssen -> küss
tanzen -> tanz



uitleg

Slide 23 - Slide

du
du
du

t
t
t

Stam op -ß, -s, -ss, -z, -x: de oplossing
heiß
ss
  tanz

stam: -en eraf
heißen -> heiß
küssen -> küss
tanzen-> tanz



gewoon de 's' van 'st' weghalen!
uitleg

Slide 24 - Slide

Samenvatting
Basisregel:  stam + uitgang

standaard uitgangen:
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
3 uitzonderingen + oplossing:

  1. stam op -t/-d -> extra 'e' bij du/er/ihr
  2. stam op sis-klank -> bij 'du' geen st maar t
uitleg

Slide 25 - Slide

Selbständig arbeiten
Wähle aus:
- Hörübungen auf: https://learngerman.dw.com/de/nicos-weg/c-36519687
- die Aufgaben zu E Grammatik K4
- slim stampen

Slide 26 - Slide

slotwoord

Slide 27 - Slide