H8: 8.3 / Vergrotingsfactor - 2M

Startopdracht LU
1 / 44
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Startopdracht LU

Slide 1 - Slide

4 600 cm = ... km
A
46
B
0,46
C
0,046
D
460

Slide 2 - Quiz

1,23 dl= ... ml
A
1,23
B
12,3
C
123
D
1.230

Slide 3 - Quiz


0,5dm3=...ml
A
5.000
B
500
C
500.000
D
5.000.000

Slide 4 - Quiz


7,5dl=...cm3
A
750
B
0,00075
C
0,075
D
750.000

Slide 5 - Quiz

Bij welk figuur hoort deze formule?


opp.=π X straal2
A
rechthoek
B
vierkant
C
cirkel
D
driehoek

Slide 6 - Quiz

Welke kleur is het grondvlak van de prisma hiernaast?
A
paars
B
geel
C
oranje
D
Er is geen grondvlak

Slide 7 - Quiz

Hoeveel is de inhoud van de figuur hiernaast?
A
63cm2
B
63cm
C
63
D
63cm3

Slide 8 - Quiz

De vorm van
het grondvlak is een
A
Cirkel
B
Ovaal (elips)
C
Rechthoek
D
De cilinder heeft geen grondvlak

Slide 9 - Quiz

500 000 m2 = ____ km2
500 000 m2 = ...  km2
A
500
B
5
C
0,5

Slide 10 - Quiz

Bereken de oppervlakte van de driehoek.
A
20cm2
B
18cm2
C
9cm2
D
10cm2

Slide 11 - Quiz

Wat is de oppervlakte van de
rechthoek?

A
5cm2
B
7cm2
C
12,5cm2
D
10cm2

Slide 12 - Quiz

8.3: Vergrotingsfactor
De foto noemen we het origineel, hiervan wordt een vergroting gemaakt. De vergroting heet het beeld. De twee afbeeldingen zijn dan gelijkvormig.





Slide 13 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor
De vergrotingsfactor bereken je met:

  • vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

  • Neem bij beide afbeeldingen altijd dezelfde 'lijn' die je meet.



Slide 14 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor
Voorbeeld:




Rechthoek A'B'C'D' is een vergroting van rechthoek ABCD. Bereken de vergrotingsfactor.


Slide 15 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor
Voorbeeld:



Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel


Slide 16 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor
Voorbeeld:



Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel


2 cm
3 cm

Slide 17 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor
Voorbeeld:



Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel
                                       =              3            :             2                     = 1,5
 Dus de vergrotingsfactor is 1,5.



2 cm
3 cm

Slide 18 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor

Hoe reken je uit hoe lang een lijn van 5 cm wordt als je die 3 keer vergroot wordt?


Slide 19 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor

Hoe reken je uit hoe lang een lijn van 5 cm wordt als je die 3 keer vergroot wordt?

Vergrotingsfactor = 

Slide 20 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor

Hoe reken je uit hoe lang een lijn van 5 cm wordt als je die 3 keer vergroot wordt?

Vergrotingsfactor = 3

Slide 21 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor

Hoe reken je uit hoe lang een lijn van 5 cm wordt als je die 3 keer vergroot wordt?

Vergrotingsfactor = 3
De lijn van 5 cm noemen we het origineel, hier begon je mee.
De vergrootte lijn noemen we het beeld.

Slide 22 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor

Hoe reken je uit hoe lang een lijn van 5 cm wordt als je die 3 keer vergroot wordt?

Vergrotingsfactor = 3
De lijn van 5 cm noemen we het origineel, hier begon je mee.
De vergrootte lijn noemen we het beeld.
Lengte beeld = vergrotingsfactor x lengte origineel

Slide 23 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor

Hoe reken je uit hoe lang een lijn van 5 cm wordt als je die 3 keer vergroot wordt?

Vergrotingsfactor = 3
De lijn van 5 cm noemen we het origineel, hier begon je mee.
De vergrootte lijn noemen we het beeld.
Lengte beeld = vergrotingsfactor x lengte origineel
Lengte vergroting =     3                      x              5                

Slide 24 - Slide

8.3: Vergrotingsfactor

Hoe reken je uit hoe lang een lijn van 5 cm wordt als je die 3 keer vergroot wordt?

Vergrotingsfactor = 3
De lijn van 5 cm noemen we het origineel, hier begon je mee.
De vergrootte lijn noemen we het beeld.
Lengte beeld = vergrotingsfactor x lengte origineel
Lengte vergroting =     3                      x              5                  = 15 cm

Slide 25 - Slide

8.3:Vergrotingsfactor
Ook kun je afbeeldingen verkleinen. 

  • Je blijft dan spreken over een vergrotingsfactor

  • Ook reken je de vf op dezelfde manier uit.

  • Bij een vergroting is de vergrotingsfactor groter dan 1

  • Bij een verkleining is de vergrotingsfactor kleiner dan 1

Slide 26 - Slide

Opdrachten maken
Opdracht 26, 28, 29, 30, 31, 33 

Slide 27 - Slide

Open bladzijde 200

Slide 28 - Slide

Terugblik
Vergrotingsfactor = hoeveel keer groter is het figuur?

Bijvoorbeeld:
Lengte klein boek = 20 cm
Lengte groot boek = 60 cm 

60 : 20 = 3 x zo groot

Slide 29 - Slide

Terugblik
Vergrotingsfactor berekenen

Je hebt een afbeelding van 10 cm lang en 5 cm breed.
De grote afbeelding is 20 cm breed.

Bereken de vergrotingsfactor. 
Welke zijde kun je vergelijken met welke zijde?

Slide 30 - Slide

Terugblik
Vergrotingsfactor gegeven

Je hebt een afbeelding van 5 cm hoog. 
De vergrotingsfactor is 3,2

Bereken de hoogte van de vergroting. 
5 x 3,2 = 16 cm.

Slide 31 - Slide

Verkleinen

Slide 32 - Slide

Verkleinen
Vergrotingsfactor = hoeveel keer groter is het figuur?

Bij een verkleining praat je ook over een vergrotingsfactor.
Deze begint dan met 0, ..... 

Bijvoorbeeld:
Driehoek van 2 cm, verkleining is 0,5 cm. 
0,5 : 2 = 0,25  

Slide 33 - Slide

Verkleinen
Vergrotingsfactor gegeven.

Je hebt een schrift met een lengte van 500 mm. De vergrotingsfactor is 0,34
Bereken de lengte van het kleine schrift. 

500 x 0,34 = 170 mm

Slide 34 - Slide


Theorie vergroten en verkleinen

Slide 35 - Slide

Verkleining

Slide 36 - Slide

Verkleinen voorbeeld
1,5 : 3 = 0,5

Er staat bij de vraag of het
een verkleining of vergroting
is. Hierdoor weet je wat je
moet delen.

Controleer
3 x 0,5 = 1,5
Het klopt.

Slide 37 - Slide

Opdrachten maken
Opdracht 35 t/m 39 in je schrift.
HAVO: 46, 47

Tafels uit elkaar om 12:55 + spullen opruimen behalve rekenmachine / pen. 

Slide 38 - Slide

Wat heb je nodig?

Slide 39 - Slide

Omrekenen

Slide 40 - Slide

Eenheden van lengte: 
Eenheden van oppervlakte: 
Eenheden van inhoud: 
Eenheden van gewicht: 

Slide 41 - Slide

Inhoud 'recht ruimtefiguur'= opp. grondvlak x hoogte          

  • I kubus = lengte x breedte x hoogte

  • I balk = lengte x breedte x hoogte

  • I cilinder = straal2 x        x hoogte

  • I prisma       =  0,5 x zijde x bijbehorende hoogte x hoogte     
π
Δ
(I = Inhoud)

Slide 42 - Slide

Inhoud 'puntig ruimtefiguur' =       x opp. grondvlak x hoogte
  • I piramide                  =       x lengte x breedte x hoogte


  • I kegel =     x straal2 x      x hoogte
31
31
π
31

Slide 43 - Slide

Inhoud
31straal2πh
I.kubus
I.prisma
I.kegel
I.cilinder
lbh
21zbhh
zijde3(=lbh)
31lbh
straal2πh
I.piramide
I.balk
Formules

Slide 44 - Slide