Startopdracht: ww invullen
1. ....[schateren] slopen de leerlingen uit 1A langs het raam en ze ....[rennen] daarna weg.
2. Modern .....[aankleden] jongeren liepen verderop.
3. De weg is verbreed. De ...[verbreden] weg is lang.
4. "......[Worden] eens wakker", riep mama.
5. Noteer per zin het onderwerp
6. Hoe noemen we de ww.vorm van zin 4?