Woordenschat & woordsoorten

Woordenschat & Woordsoorten


Vandaag gaan we werken met werkwoorden en werken we aan een stukje woordenschat......
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woordenschat & Woordsoorten


Vandaag gaan we werken met werkwoorden en werken we aan een stukje woordenschat......

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
- Aan het eind van de les weten alle studenten wat de meest            gebruikte woordsoorten er zijn.
- Aan het eind van de les hebben de studenten hun                              woordenschat weer een stukje uitgebreid.

Slide 2 - Slide

Woordsoorten
Welke woordsoorten kennen we?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

welke drie lidwoorden ken jij?

Slide 6 - Open question

Wat zijn werkwoorden?

Slide 7 - Open question

Voorzetsels
Waar, wanneer, waarom (reden) 

Slide 8 - Slide

Wat is geen voorzetsel?
A
achter
B
warm
C
tijdens
D
in

Slide 9 - Quiz

Welke zin betekent hetzelfde?
Naar schatting doen er 350 mensen mee aan het evenement
A
We denken dat er 350 meedoen.
B
We hopen dat er 350 mensen meedoen.
C
We weten zeker dat er 350 mensen meedoen.
D
Geen van de antwoorden is juist

Slide 10 - Quiz

Wat doe je als je iets 'letterlijk' zegt?
A
Je bedoelt precies wat je zegt.
B
Je bedoelt iets anders dan wat je zegt.

Slide 11 - Quiz

Wat is een consument?
A
Iemand die iets koopt
B
Iemand die iets verkoopt

Slide 12 - Quiz

Dat 'treft', we hebben nog precies één jas in jouw maat.
'treft' betekent:
A
gooien
B
geluk hebben
C
oppakken

Slide 13 - Quiz

De krant
De fles
Moe
Het gif
De media
schadelijk
De  inspanning
Het etiket

Slide 14 - Drag question

Wat betekent het volgende woord:
NAARGELANG
A
onhandig
B
langer dan
C
hoe meer
D
hoe minder

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het woord
'vóórkomen'
A
Als eerste in de rij gaan staan
B
het bestaat in het echt
C
je wilt het niet

Slide 16 - Quiz

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

einde
Je mag de lesson-up-les verlaten.

Slide 19 - Slide

Vul het juiste woord in:
plaatje - tekening - foto =
a.........

Slide 20 - Open question

Vul het juiste woord in:
sollicitant - geïnteresseerde - deelnemer - k........

Slide 21 - Open question