Hoofdstuk 3 Een maaltijd bereiden

• Verzorgende
• MBO
• Studiejaar 1

Hoofdstuk 3 

Een maaltijd bereiden

maaltijd bereiden

Gebruiksaanwijzing:

een geschreven uitleg over hoe je iets moet gebruiken

                                       Waar zit overal een gebruiksaanwijzing bij? 

Uitdampen =  het vocht laten verdwijnen 

Wanneer laat ik iets uitdampen? 

Garneren =  een gerecht extra mooi maken

 

Braadpan = een pan om vlees in te braden

stoven =                 iets op een laag vuur gaar laten worden.

schuimspaan=   een grote, platte lepel met gaatjes

grillen =                 het bereiden van vlees of groente in een 

                                  grillpan of op een grillrooster

Sleep elk woord naar het juiste plaatje.

Stoven

Schuimspaan

Gebruiksaanwijzing

Uitdampen

Grillen

Garneren

Bekijk het filmpje.

• Welke regels zijn er voor garneren?

lees de begrippen op 

blz 28,29,30

Maak opdracht 2 t/m 9

bladzijde 30 t/m 32

Welke zin klopt?

1. In een braadpan kun je vlees stoven.
2. Garneren is het laten uitdampen van rijst of aardappelen.
3. Een gebruiksaanwijzing waarschuwt je voor gevaren in de keuken.
4. Met een schuimspaan klop je de slagroom stijf.

De rijst wordt goed droog als je de rijst laat ....................................

1. koken
2. stoven
3. afgieten
4. uitdampen

De salade wordt mooi gemaakt met komkommer en tomaat. Dit noemen we................................

1. gratineren
2. garneren
3. stoven
4. serveren

een pan met een dikke bodem en een deksel heet een .......................

1. braadpan
2. steelpan
3. koekenpan
4. ovenschaal

...........................is vlees op een laag vuur gaar laten worden.

1. grillen
2. uitdampen
3. stoven
4. wokken

Met de ..................schep ik de soepballetjes uit de soep.

1. schuimspaan
2. pollepel
3. pannenlikker

Door uitdampen wordt de rijst droger.

1. waar
2. nietwaar

Door garneren wordt het eten niet mooier.

1. waar
2. niet waar

Stoven doe je in een pan met een deksel erop.

1. waar
2. niet waar

Grillen is verhitten met veel olie.

1. waar
2. niet waar

Je krijgt mooie strepen op vlees, als je het..............................

1. stooft
2. grilt

Een platte lepel met gaatjes, noem je een...............................

1. soeplepel
2. pannenlikker
3. schuimspaan

Veder met deel 2  

aan het einde van de les ken je de begrippen van deel 2

Ingrediënten = Dat wat je in een gerecht gebruikt.

 

Fruiten =  Fruiten is het zachtjes aanbakken van eten.                      

                    Bijvoorbeeld uitjes of kruiden. 

                    Voor het fruiten gebruik je boter of hete olie.

Snipperen = Snipperen is iets in kleine stukjes snijden.

Gratineren = Gratineren is in de oven een bruin korstje op een  

                           gerecht maken.

Stollen = Bij stollen verandert een vloeistof in een vaste stof.

Binden   = Binden betekent een soep of een saus 

                      dikker maken.

Wokken  = Wokken is een andere naam voor                                      

                       roerbakken

Sleep elk woord naar het juiste plaatje.

Gratineren

Snipperen

Fruiten

Binden

Wokken of roerbakken

Bekijk het filmpje.

• Wat is er belangrijk bij het fruiten van een ui?

• Wat is er belangrijk bij het fruiten van een ui?

Wat is belangrijk bij wokken?

Wat is belangrijk bij wokken?

EEN MAALTIJD BEREIDEN 2

lees de begrippen

Bladzijde 33 en 34

Maak opdracht 10 t/m 14 en 19

bladzijde 35 t/m 38

Maak opdracht 10 t/m 14 en 19

De soep is dun, daarom doe ik er wat maizena bij, hoe heet dit?

1. wokken
2. grillen
3. binden
4. stomen

Het fijn snijden van een ui noemen we .............................................

1. snipperen
2. fruiten
3. roeren
4. mengen

Het eimengsel in de pan verandert in een vaste stof. Dit noemen we ...............

1. grillen
2. stollen
3. wokken
4. binden

Een ander woord voor roerbakken is...................

1. koken
2. grillen
3. bakken
4. wokken

In de oven een bruin korstje op een gerecht maken, noemen we ................

1. roerbakken
2. wokken
3. gratineren
4. koken

Het zachtjes aanbakken van bijvoorbeeld uitjes, noemen we ........
(zonder dat het bruin wordt)

1. fruiten
2. gratineren
3. snipperen
4. stoven

       Maak een kloppende zin met het woord.