Proeftoets 1HV blok 5

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
     www.redekundig.nl 
     It's Learning : vak Nederlands proeftoets maken
3. Filmpjes om naar te kijken
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
     www.redekundig.nl 
     It's Learning : vak Nederlands proeftoets maken
3. Filmpjes om naar te kijken

Slide 1 - Slide

Geef aan of het zinsdeel in deze zin een meewerkend voorwerp of een bijwoordelijke bepaling is.

Tijdens het bereiden van het eten staat het kookboek altijd voor mij op het aanrecht.
voor mij=
A
meewerkend voorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 2 - Quiz

Geef aan of het zinsdeel in deze zin een meewerkend voorwerp of een bijwoordelijke bepaling is.

Mijn zus heeft het boek Het voedsellabyrint voor mijn moeder gekocht..
voor mijn moeder=


A
meewerkend voorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quiz

Lees de zin hieronder. Noteer het zelfstandige werkwoord van deze zin.

In de kerstvakantie kon je in het Spoorwegmuseum schaatsen.

Slide 4 - Open question

Lees de zin hieronder. Noteer het hulpwerkwoord/de hulpwerkwoorden van deze zin.

Dankzij een ingebouwd slot aan de voorvork van je fiets wordt je fiets nooit meer gestolen.

Slide 5 - Open question

Veel talen in de wereld worden met uitsterven BEDREIGD.
A
HWW
B
ZWW

Slide 6 - Quiz

Waarom gaat deze Nederlandse vestiging sluiten?
sluiten =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
hulpwerkwoord
D
zelfstandig werkwoord

Slide 7 - Quiz

ZOU Lowlands echt populairder worden dan Pinkpop?
A
HWW
B
ZWW

Slide 8 - Quiz

Zou ik eens op jouw elektrische scooter MOGEN rijden?
A
HWW
B
ZWW

Slide 9 - Quiz

Maak een enkelvoudige zin met twee werkwoorden waarin het werkwoord zullen een hulpwerkwoord is.

Slide 10 - Open question

Hieronder staan vijf woorden. Noteer van elk woord de juiste bezitsvorm.
1 (Kiki) … idee
2 (Marc) … rekenmachine
3 (Imke) … dans
4 (Orlando) … shirt
5 (Max) … potloden

A
Kiki’s, Marcs, Imke’s Orlando’s, Max’
B
Kiki's, Marc', Imke's, Orlando's, Max"
C
Kiki's, Marcs, Imke's , Orlando's, Maxs
D
Kiki's, Marc', Imkes, Orlando's Max'

Slide 11 - Quiz

Noteer de juiste bezitsvorm
1. (Jimmy) … hobby
2. (Kate) … tijdschrift
3. (Sem) … vader
4. (Fons) … fotoalbum
5. (Emma) … vriendje

A
Jimmys, Kate's, Sem', Fons', Emma's
B
Jimmy’s, Kates, Sems, Fons' , Emma's
C
Jimmy's, Kates, Sem", Fons', Emma's
D
Jimmy's, Kates, Sems, Fons, Emmas

Slide 12 - Quiz

Kies in elke zin de juiste schrijfwijze.

De schrijfster is voor de … keer genomineerd voor de Nobelprijs.




A
3e
B
derde

Slide 13 - Quiz

Kies in elke zin de juiste schrijfwijze.


Bij onze sportschool kun je kiezen uit … verschillende sporten.



A
zevenentwintig
B
27

Slide 14 - Quiz


Kies in elke zin de juiste schrijfwijze.

Slechts … van de leerlingen heeft vóór langere pauzes gestemd.





A
24 procent
B
vierentwintig procent
C
24%

Slide 15 - Quiz

Pippi Langkous op de planken
Zodra het gordijn van het theater opengaat, valt je mond open van verbazing, zo mooi is alles. (zin 1)

Vervolgens zit je op een eiland en neem je het samen met meneer Nilsson op tegen gevaarlijke piraten die Pippi’s vader gevangen houden. (zin 2)

A
Zin 1 is subjectief en zin 2 is objectief.
B
Zin 1 is objectief en zin 2 is subjectief
C
Zin 1 en 2 zijn allebei subjectief.
D
Zin 1 en 2 zijn allebei objectief.

Slide 16 - Quiz

Kies de bewering die bij de zinnen past.

Alle decorstukken kunnen draaien, waardoor je de ene keer samen met Pippi in Villa Kakelbont bent en het volgende moment samen met Tommie en Annika rondzweeft in een luchtballon gemaakt van onderbroeken. (zin 1)

Meneer Nilsson wordt trouwens gespeeld door een echte meneer. (zin 2)
A
Zin 1 is subjectief en zin 2 is objectief.
B
Zin 1 is objectief en zin 2 is subjectief.
C
Zin 1 en 2 zijn allebei subjectief.
D
Zin 1 en 2 zijn allebei objectief.

Slide 17 - Quiz

Meneer Nilsson wordt trouwens gespeeld door een echte meneer. Met opplakstaart. Dat is in het begin even wennen, maar de apengeluiden die hij maakt zijn zo grappig dat het al snel niet meer gek is.
Hij =
A
Meneer Nilsson
B
een echte meneer
C
aap
D
man

Slide 18 - Quiz

Het platte Nederland is niet voor niets een walhalla voor de fietser: zonder enige glooiing van heuvels rijden we overal moeiteloos naartoe. Weer of geen weer, de fiets is heilig voor ons. Maar in andere landen gaat het fietsen niet zo vlekkeloos.

Feit of mening?
A
Feit
B
mening

Slide 19 - Quiz


A

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Link

Geef de hoofdgedachte van deze tekst.
A
In Europa eten ze geen insecten
B
Je kan beter insecten eten dan vlees
C
Insecten eten is gezond en beter voor het milieu.
D
Insecten eten is gezond

Slide 22 - Quiz

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
     www.redekundig.nl 
     It's Learning : vak Nederlands proeftoets maken
3. Filmpjes om naar te kijken

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Link