Werkwoordspelling periode 1

Socialiseren 
timer
5:00
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Socialiseren 
timer
5:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

ZS
We starten volgende week dinsdag met ZS (8 min.). 

Iedereen heeft dan een leesboek bij zich. 

Dit wordt tijdens ZS goedgekeurd of niet. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesopbouw
  • Werkwoordspelling - P.T.A. kolom 311 - weging 2
  • Korte instructie
  • Zelfstandig werken
  • Verlengde instructie (je doet mee met de uitleg en de quiz)

Voor deze opdracht heb je 2 lesuren. Inleveren vrijdag 28 augustus 2e uur.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions



Werkwoordspelling

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Persoonsvorm verleden tijd 

Voltooid deelwoord 

Onvoltooid deelwoord 

Bijvoeglijk naamwoord

 


PVTT

PVVT

VD

OD

BNW


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bekijk het volgende filmpje

schema werkwoordspelling

-

uitgelegd in twee minuten

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Zelfstand werken
Je pakt een boekje en je gaat zelfstandig aan het werk of je doet mee met de verlengde instructie.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De persoonsvorm

Zoek eerst de pv in de zin.


Hier is vorige week een ongeluk gebeur... Het is een gevaarlijk kruispunt. Best kans dat er nog een ongeluk gebeur.. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hoe herken je de pv?

De pv verandert van tijd:             

                              

Ik neem een Big Mac.                                 Ik smul ervan.

Ik nam een Big Mac.                                    Ik smulde ervan.


Sterk werkwoord, want                              Zwak werkwoord, want

het verandert van klank.                            het verandert niet van
                                                                          klank.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.
Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.
(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

de(n) of te(n)?

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't ex-kofschip.


  1. hele werkwoord -en  = stam branden / surfen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: brand / surf
  3. nee: de(n): de(n)
  4. ja: te(n): te(n)
  5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen


  1. hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord eindigt op een -d of een -t. 
Als je niet weet of het voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt, dan kun je het langer maken (in de verleden tijd).
Dus: 
Ik heb gerend. (want rende) 
Ik heb gefietst. (want fietste)
Ik heb gepakt. (want pakte)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Een bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord zo simpel mogelijk!

De nagekeken opdracht. 
Het vernielde voetbalveld.
De aangebrande aardappelen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat is fout en waarom?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
Het is onvoltooid.
"lopend" moet ik
naar huis.
'Fluitend' kom ik binnen.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Kermen van de pijn.
Kermen is het hele ww (infinitief). -d-
erbij:
KERMEND

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

een onvoltooid deelwoord

A
is de infinitief (hele werkwoord) met-d(e)
B
is de stam met-d
C
soms d en soms niet

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

(mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
mopperent en huilend
B
mopperend en huilent
C
mopperend en huilend

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen)
A
Sjaan verhuisT en Job is verhuisT
B
Sjaan verhuisD en Job is verhuisD
C
Sjaan verhuisT en Job is verhuisD

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

QUIZ!

Eens zien of jullie de regels goed in jullie hoofd hebben.     

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Link

This item has no instructions

GELEERD?



Je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling
Spelling: werkwoordspelling

Slide 30 - Slide

This item has no instructions