What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
steeds meer 100 plussers in Nederland
meer 100 plussers in Nederland
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1-3
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
meer 100 plussers in Nederland
Slide 1 - Slide
Er worden steeds meer mensen ouder dan 100 jaar. In totaal zijn dat in heel Nederland tussen de 2 duizend en 3 duizend mensen.
Wat betekent "in totaal" ?
A
als je goed kijkt
B
alles bij elkaar
C
zonder te tellen
Slide 2 - Quiz
Elk jaar stijgt het aantal mensen dat 100 jaar of ouder is.
Een paar jaar geleden waren er minder mensen 100 dan nu .
wat betekent "stijgt" ?
A
meer / hoger worden
B
minder / lager worden
C
verdwijnen
Slide 3 - Quiz
Mensen worden nu veel ouder dan vroeger. Lang geleden werden mensen minder oud.
Wat betekent "vroeger" ?
A
een tijd die nog komt
B
korte tijd na morgen
C
een lange tijd vóór nu
Slide 4 - Quiz
Mensen leven nu gezonder. Ze eten beter en sporten meer dan eerder. Weet jij waarom dit goed voor je is?
Wat betekent "gezond" ?
A
slecht voor je lichaam
B
goed voor je lichaam
C
nieuw voor je lichaam
Slide 5 - Quiz
De oudste inwoner van Nederland was Henny van Andel. Er werd nog niemand in Nederland ouder dan zij.
Wat betekent de "inwoner" ?
A
iemand die ergens werkt
B
iemand die ergens naar toe gaat
C
iemand die ergens woont
Slide 6 - Quiz
De 100-jarige Jannie vertelt: ‘Ik vind het geweldig! En ik ben dankbaar.’ Jannie is blij dat ze zo lang leeft.
Wat betekent "dankbaar" ?
A
boos om wat er gebeurde
B
bang voor wat er komen gaat
C
blij met wat je hebt
Slide 7 - Quiz
Jannie is nog heel actief. Ze houdt niet van stilzitten. En ze probeert elke dag nieuwe dingen te leren.
Wat betekent "actief" ?
A
veel zitten en veel eten
B
veel doen en druk bezig zijn
C
veel slapen en rusten
Slide 8 - Quiz
Achmed kreeg een mooie tas voor zijn verjaardag. Die wilde hij al heel lang hebben. Hij is er heel blij mee.
Hoe voelt Achmed zich?
A
dankbaar
B
trots
C
verdrietig
Slide 9 - Quiz
Zoek de goede betekenis bij het woord.
in totaal - vroeger - gezond - actief
goed voor je lichaam een lange tijd vóór nu
alles bij elkaar als je veel doet en druk bezig bent
Slide 10 - Open question
De prijs van benzine stijgt. De benzine wordt dus steeds duurder.
Welke 2 dingen kunnen ook stijgen?
A
de temperatuur van de aarde
B
dagen tot je verjaardag
C
de smaak van een ijsje
D
de hoogte van het water in de Maas
Slide 11 - Quiz
Welk woord past bij [ xxxx ]?
In sommige dorpjes wonen maar heel weinig mensen. Deze dorpjes hebben heel weinig [ xxxx ].
A
stijgen
B
inwoners
C
dankbaar
D
in totaal
Slide 12 - Quiz
Welk woord past bij [ xxxx ]?
Mijn nichtje Roos woont in zo'n dorpje. Er wonen [ xxxx ] maar 160 mensen.
A
stijgen
B
inwoners
C
dankbaar
D
in totaal
Slide 13 - Quiz
Welk woord past bij [ xxxx ]?
Er zijn niet genoeg kinderen voor een school . Roos hoopt dat het aantal kinderen gaat [xxxx]. Zodat er een school in het dorp komt.
A
stijgen
B
inwoners
C
dankbaar
D
in totaal
Slide 14 - Quiz
Mijn oma zegt soms: ‘Vroeger was alles beter’.
Wat bedoelt mijn oma?
A
Nu zij oud is, is alles beter.
B
Toen zij jong was, was alles beter.
C
Morgen gaat zij iets leuks doen, dat is beter.
Slide 15 - Quiz
Eefje en Sarah willen graag gezond leven.
Welke 2 zinnen passen hier goed bij?
A
Zij kijken het liefst de hele dag tv.
B
Zij zorgen ervoor dat zij veel bewegen.
C
Zij eten dingen die goed zijn voor hun lijf.
D
Zij kopen graag heel veel chips en snoep.
Slide 16 - Quiz
Je kunt wel zeggen dat buurman Pieter een [ xxxx ] buurman is. Hij is altijd bezig met van alles en nog wat.
Welk woord past het best op [ xxxx] ?
A
actieve
B
gezonde
C
vroeger
Slide 17 - Quiz
Buurman Pieter houdt van dingen die [ xxxx ] voor hem zijn, zoals sporten en goed eten.
Welk woord past het best op [ xxxx] ?
A
actief
B
gezond
C
vroeger
Slide 18 - Quiz
Dat was niet altijd zo. Pieter leefde [ xxxx ] juist ongezond.
Welk woord past het best op [ xxxx] ?
A
actieve
B
gezonde
C
vroeger
Slide 19 - Quiz
Zoek de goede betekenis bij het woord.
stijgen - de inwoner - dankbaar
iemand die ergens woont - blij met wat je gekregen hebt -
hoger worden
Slide 20 - Open question
Hoe kun je de zin het beste afmaken?
De stad Parijs heeft heel veel inwoners.
Een inwoner van Parijs …
A
wil in Parijs wonen.
B
is in Parijs geboren maar woont vlakbij de stad.
C
woont in Parijs.
Slide 21 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van
"actief zijn" ?
A
later
B
dalen
C
ontevreden
D
niets doen
Slide 22 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van
"stijgen" ?
A
later
B
dalen
C
ontevreden
D
niets doen
Slide 23 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van
"vroeger" ?
A
later
B
dalen
C
ontevreden
D
niets doen
Slide 24 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van
"dankbaar" ?
A
later
B
dalen
C
ontevreden
D
niets doen
Slide 25 - Quiz
More lessons like this
Les 16 Meer honderdplussers in Nederland
April 2024
- Lesson with
18 slides
Week 38 - Steeds meer mensen worden 100 jaar.
December 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Week 38 - Steeds meer mensen worden 100 jaar.
September 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Herhaling thema seizoenen: de herfst
September 2023
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Schooltaalwoorden - oefening
November 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
1.2 je kiest zelf
September 2022
- Lesson with
15 slides
Verzorging
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Niets
November 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Happy Past Year
January 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs