De kandidaat kan:
De vorm, werking en functie van het bloedvatenstelsel beschrijven.
In dit verband kan de kandidaat:
1. Lymfevaten, bloedvaten en delen van het hart noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking beschrijven, met inbegrip van macroscopische details en problemen met de bloedsomloop:
- ligging en functies van lymfevaten, functie van kleppen
- aan- en afvoer van stoffen en warmte door bloed
- van slagaders, aders en haarvaten: functies; onderscheid naar ligging, bloeddruk, bouw van de wand, aan- of
afwezigheid van kleppen en samenstelling van het bloed in deze vaten
-naamgeving van aders en slagaders naar of bij bepaalde delen van het lichaam met daarnaast de aorta,
poortader, holle aders, kransslagaders en kransaders
- grote en kleine bloedsomloop
- de bouw, ligging, functie en werking van het hart met kamers, boezems, hartkleppen en halvemaanvormige
(hart)kleppen
- principe van verandering van druk in de kamers en slagaders tijdens de hartwerking.