Week 25 Nederlands 1MK1 hoofdstuk 6 grammatica

Nederlands 1MK1 week 25
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 1MK1 week 25

Slide 1 - Slide

Welkom bij Nederlands


De school weer begonnen, ik hoop dat jullie het leuk vonden om elkaar weer te zien!

Succes deze week! 
Groetjes, juf

Slide 2 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Slide

Week 25  - 15 t/m 19 juni 2020

  • Lezen in ons leesboek.
  • Nakijken huiswerk.
  • Maken hoofdstuk 6: opdracht 4, 5 en 6 op bladzijde 159.

Slide 4 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 5 - Slide

Nakijken huiswerk
Controleer je huiswerk 1, 2 en 3 op bladzijde 158/159.

De antwoorden staan weer aan het eind van de les.

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
Deze week oefen je (net als vorige week) met:

  • voorzetsels herkennen en gebruiken
  • opzoeken welk vast voorzetsel bij een werkwoord hoort
  • veelvoorkomende vaste voorzetsels op de juiste manier bij werkwoorden gebruiken

Slide 7 - Slide

Herhalen lesstof vorige week
Vorige week hebben we geleerd/herhaald wat voorzetsels (vz) zijn: woorden die een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeven. 

Er zijn veel verschillende voorzetsels, zoals achter, bij, door, gedurende, in, naar, onder, om, op, tijdens, van, vanwege, voor, wegens. 

Als je nog extra uitleg wilt, bekijk dan het filmpje Nieuw Nederlands nogmaals.
 

Slide 8 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt het voorzetsel uitgelegd (herhaling van vorige week).

Slide 9 - Slide

Voorzetsel -1
Voorzetsels (vz) zijn woorden die een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeven. Er zijn veel verschillende voorzetsels, zoals achter, bij, door, gedurende, in, naar, onder, om, op, tijdens, van, vanwege, voor, wegens. 
 
Je gebruikt voorzetsels niet los, maar altijd in combinatie met een ander woord.

Slide 10 - Slide

Voorzetsel -2
Zo herken je een voorzetsel 
 
• Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten: 
 
naast de stoel, voor de vakantie, door de sneeuw. 
 
• Een voorzetsel staat meestal aan het begin van een zinsdeel: 
 
– Yolanda / gaat / naar de sportschool. 
 
– Mohammed / valt / van de trampoline.

Slide 11 - Slide

Voorzetsel -3
Let op bij zinnen met een scheidbaar werkwoord: het woordje dat ergens achter in de zin staat, hoort bij het werkwoord. In de zin De trainer legt de wedstrijdopstelling uit hoort uit bij het werkwoord uitleggen. In deze zin is uit dus géén voorzetsel, maar een deel van het werkwoord. 
 
Er zijn ook werkwoorden met een vast voorzetsel. Deze voorzetsels kan je niet vervangen, zoals in houden van en besteden aan.

Slide 12 - Slide

Filmpje met uitleg over het voorzetsel
Mocht je extra uitleg willen over het voorzetsel, bekijk dan het filmpje van Nieuw Nederlands in de ELO.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Maken
Boek
Hoofdstuk 6: opdracht 4, 5 en 6 op bladzijde 159.

Computer
Hoofdstuk 6: opdracht 4, 5 en 9B.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • Weet je weer wat een voorzetsel is?
  • Weet je twee voorbeelden van  werkwoorden met een vast voorzetsel?

Slide 17 - Slide

Inleveren huiswerk
Per mail: tmn@rijswijkslyceum.nl

Als je huiswerk op de computer hebt gemaakt, hoef je niets te doen!

Slide 18 - Slide

Antwoorden opdracht 1 bladzijde 158
1 Op maandag en donderdag zit Naomi achter de kassa in/van de supermarkt.
2 Bij/Aan het water zat een visser naar zijn dobber te kijken.
3 Tijdens/Na de sportles krijgt Abdullah meestal dorst.
4 De verpleegster zet de wekker op/bij het nachtkastje en de sloffen onder/naast/bij/voor het bed.
5 In het holst van de nacht lag Marije nog steeds wakker van/door het te harde matras.

Slide 19 - Slide

Antwoorden opdracht 2 bladzijde 158
1 Tijdens de vakantie
   in Italië
2 In Jakarta
3 Het jaarfeest van de sportclub
   door de zomerstorm.
4 Na lang overleg
   naar de Tweede Kamer.
5 Bij de opening van de nieuwe Jumbo

Slide 20 - Slide

Antwoorden opdracht 3 bladzijde 159
1 Natasja gelooft in haar kansen op een medaille bij turnen.
2 Patrick heeft veel ervaring met het installeren van computers.
3 Muhammed is toegelaten tot de selectie.
4 Ik heb in allerlei winkels lopen zoeken naar een leuke cadeau, maar ik heb niks gevonden.
5 Pannenkoeken bestaan uit meel, melk en eieren.

Slide 21 - Slide

Weektaak 25 afgerond

Slide 22 - Slide