This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
en spelling
- Leestekens en hoofdletters
- Aan elkaar of los
- Tussenletters
- Meervoud
- Spellingcontrole
Slide 1 - Slide
Tentamen taalverzorging formuleren
- Congruentie
- Samentrekking
- Mannelijk of vrouwelijk
- Trappen van vergelijking als/dan
- Verwijswoorden
- Juist formuleren
Slide 2 - Slide
Zet leestekens en hoofdletters; kom we gaan koffiedrinken bij starbucks stelde Melissa voor
Tekst
Slide 3 - Open question
Zet leestekens en hoofdletters; - kom we gaan naar de plus stelde daan voor
Slide 4 - Open question
Kies de juist pv/ het juiste onderwerp;
- Alle leerlingen/ Iedereen uit de klas haalden een voldoende voor het Nederlands tentamen.
A
Alle leerlingen
B
Iedereen uit de klas
Slide 5 - Quiz
Kies de juist pv/ het juiste onderwerp;
- De medici kon/ konden het niet een worden.
A
kon
B
konden
Slide 6 - Quiz
een roedel
een zwerm
een troep
een vlucht
een school
honden
bijen
wolven
ganzen
vissen
Slide 7 - Drag question
Noem drie aspecten waar een juiste samentrekking aan moet voldoen? (onder elkaar) Vul aan; De woorden moeten .....
Slide 8 - Open question
Welke samentrekking is goed?
A
Anne maakte de bedden op en daarna het ontbijt klaar.
B
Jan spaart voor motorrijles en Anne voor rijles.
C
Het huiswerk was niet moeilijk en heb ik onder de les al af.
Slide 9 - Quiz
Is hier sprake van congruentie of incongruentie: Bijna tachtig procent van de Nederlanders noemt zich gelukkig.
A
Congruentie
B
Incongruentie
Slide 10 - Quiz
Is hier sprake van congruentie of incongruentie: Het blijkt dat de jeugd in ons land tamelijk veel alcohol drinken.
A
Congruentie
B
Incongruentie
Slide 11 - Quiz
Kies de juiste verwijswoorden.
Als ik jouw/jou versla met boksen, heb ik net zo vaak gewonnen als jou/jij.
A
jouw - jou
B
jouw - jij
C
jou - jou
D
jou - jij
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste verwijswoorden.
Elza en Lisa denken dat hun/ze een leukere feestoutfit hebben dan ons/wij.
A
hun - ons
B
hun - wij
C
ons- wij
D
ze - wij
Slide 13 - Quiz
Verbeter; - Morgen kom ik wat later op mijn werk, want moet ik eerst naar de tandarts
Slide 14 - Open question
Kies het juiste woord;
De schrijver van wie/ waarvan Tims moeder alle boeken gelezen heeft, is Tom Wieringa.
A
van wie
B
waarvan
Slide 15 - Quiz
Kies het juiste woord;
Jan is naar de kapper geweest, dat/wat nodig was.
A
dat
B
wat
Slide 16 - Quiz
Kies de juiste woorden (onder elkaar) - Onze tegenstanders waren sterker als/dan --- ons/wij. - Kai krijgt minder zakgeld als/dan --- haar/ zij. - Anna heeft net zo lang pianoles gehad als/dan --- hem/ hij
Slide 17 - Open question
Piet heeft een mooiere telefoon
Jorik vindt Hasse niet zo aardig
Jullie hebben een groter huis
vinden je ouders je zusje liever
Jouw spreekbeurt was net zo interessant
dan ik
als hem
dan wij
dan jou
als haar
Slide 18 - Drag question
Welke zin in juist?
A
Tom kun beter zingen, maar volgens mij kun jij even goed dansen als hem.
B
Het meisje dat kampioen werd op de 100 meter, was nu eenmaal sneller dan jij.
C
Een groep kinderen kregen zwemles van de badmeester waarvan mijn moeder vroeger ook les gehad heeft.
D
Natuurlijk heb ik wel zin in het feest, maar kan er helaas niet naartoe.
Slide 19 - Quiz
Noteer onder elkaar de fout geschreven woorden goed.
- Onze Zuid Afrikaanse vrienden komen volgend jaar hier naar toe.
Slide 20 - Open question
Noteer (onder elkaar) de fout geschreven woorden goed.
- Sam en Lot hebben met zijn tweeen twee duizend zestig euro in gezameld.
Slide 21 - Open question
Maak samenstellingen van de volgende woorden? bol + kweker beer + kop zon + bril muis + val noot + kraker station+ chef
Slide 22 - Open question
Meervoud van criticus?
A
criticussen
B
critici
C
criticies
D
criteria's
Slide 23 - Quiz
Meervoud van toffee?
A
toffeeën
B
toffés
C
toffees
D
toffe's
Slide 24 - Quiz
Neem de zin over en verbeter; - De strijdt om de landtitel wordt morgen middag beslist.
Slide 25 - Open question
Neem de zin over en verbeter; - De behanger had de grote van de kamer verkeerd in geschat.