Kapitel 13 Facebook und Festplatte les 2 week 38

Facebook und Festplatte 
week 38 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Facebook und Festplatte 
week 38 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute? 
 1. Welke toetsen krijg je in periode 1?  ( 5 Min)
2. Hausaufgaben                                            ( 5 Min)
3. Hören                                                              ( 20 Min)
4. Wiederholung Grammatik                     ( 10 min)
5. Lesen                                                               ( 15 Min)
6. Machen Übungen Hausaufgaben      ( 20 min)


Slide 3 - Slide

das Ziel
- Leesvaardigheid trainen
- Herhaling vd grammatica
- Woordenschat vergroten
- Je snapt het toepassen van 
   het bijv. nw. zonder lidwoord

Slide 4 - Slide

Toetsen 
Cito Kijk- en luistertoets                 week 42             weging 2
Leestoets                                               week 44             weging 4
RTTI PW Kapitel 13                              in toetsweek    weging 4


Let op: Dus geen so’tjes meer!


Slide 5 - Slide

Hausaufgaben 3.4

Slide 6 - Slide

Hausaufgaben 5.2 A
a  
1. Tony = onderwerp, das Tablet = lijdend voorwerp
2. Der Junge = onderwerp, es = lijdend voorwerp, voorzetsel + zelfst. naamwoord = für seine Freundin
3. Meine Eltern = onderwerp, mein Handy-Abo = lijdend voorwerp
4. Mein Lieblingsspiel = onderwerp
 1. Das 2. Der, die 3. das 4. den 5. den 6. Die, die 7. Die, das 
 8. Das, die 9. Der, das 10. den

Slide 7 - Slide

Hausaufgaben 5.2 B
Opdracht 5.2 B
2. Anna hat in Klagenfurt gewohnt.
3. Timo hat seine Playstation verkauft.
4. Mein Vater hat seinen Computer gesichert.
5. Mein Bruder hat das Handy repariert.
6. Ich habe einen Skikurs gemacht.
7. Lisa hat Informationen über Klingeltöne gesucht.
8. Wir haben Musik auf unserem Handy gehört.
9. Ich habe die Wahrheit gesagt.
10. Emma hat die E-Mail geschickt.


Slide 8 - Slide

Hoe maak je ook al weer het voltooid deelwoord?
Regelmatige voltooid deelwoorden

Voor het maken van een regelmatig (of: zwak) voltooid deelwoord in het Duits is er een bepaalde formule: "ge- + stam van het werkwoord + -t".
Als voorbeeld nemen we weer het werkwoord wohnen (wonen).
De stam hiervan is wohn-, waardoor het voltooid deelwoord dus gewohnt wordt.
Indien de stam op een -d of -t eindigt, dan is de formule: ge- + stam van het werkwoord + -et.
Als voorbeeld nemen we nu het werkwoord arbeiten (werken). De stam hiervan is arbeit-, waardoor het voltooid deelwoord gearbeitet wordt.
.

Slide 9 - Slide

Hoe maak je ook al weer het voltooid deelwoord?
Regelmatige voltooide deelwoorden met in de stam -ieren, ver-, ge- of be-

Eindigt een regelmatig werkwoord in de infinitiefvorm op -ieren of begint het werkwoord met ver-, ge- of be-, dan vervalt bij de vorming van het voltooid deelwoord het standaard voorvoegsel ge-.
De formule wordt dan: "stam van het werkwoord + -(e)t". De extra ingevoegde "e" komt ook hier weer wanneer de stam op -d of -t eindigt.
Als voorbeeld nemen we eerst het werkwoord reagieren (reageren).
De stam is reagier-, wat volgens de hiervoor genoemde regels het voltooid deelwoord reagiert oplevert.


Slide 10 - Slide

Hausaufgaben 7.1 en 7.2 
Opdracht 7.1
a
1R; 2F; 3R; 4F; 5R; 6R
b
1. inclusief
2. bijvoorbeeld

Slide 11 - Slide

Examenidioom 1 en 2

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Filmpje Nicos Weg


Begüßungen
Hier lernst du:
  • andere Personen zu begrüßen
  • zu fragen, wie es jemandem geht
  • su sagen, wie du dich fühlst
  • zwischen formeller und informeller Begrüßung zu unterscheiden.
Bekijk het filmpje  en beantwoord de vragen op het werkblad in classroom

Slide 16 - Slide

Hoe noemen we de
1e naamval?

Slide 17 - Mind map

Hoe noemen we de
4e naamval?

Slide 18 - Mind map

Hoe vinden we de
1e naamval? Door te vragen..........

Slide 19 - Mind map

Hoe vinden we de
4e naamval? Door te vragen.......

Slide 20 - Mind map

Welke voorzetzels gaan
met de 4e naamval?

Slide 21 - Mind map

Wiederholung Grammatik 1e en 4e naamval

                                          M = der/ein der Mann / ein Mann



                                           O = das/ein das Kind / ein Kind



    V = die/ eine die Frau / eine Frau



    MV = die/ keine die Eltern / keine Eltern


Slide 22 - Slide

Wiederholung Grammatik 1e en 4e naamval

Wanneer de 4e naamval? Als er één vd volgende voorzetsels voor staat: durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang. 
Als het, het lijdend voorwerp in de zin is.
Wat verandert er?

In de 4e naamval veranderen alleen de         mannelijke woorden.
der               den
ein               einen

Slide 23 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden en 4e naamval

De bezittelijke voornaamwoorden vervoeg je net als het lidwoord ein. Ook hier veranderen alleen dmannelijke woorden in de 4e naamval.

mein           mijn            1e naamval M = X
dein             jouw                                    O = X
sein             zijn                                       V + e
ihr                 haar                                    MV + e
unser           ons
euer             jullie                                  4e naamval M = en
ihr                 hun
Ihr                 uw

Slide 24 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval

De persoonlijke voornaamwoorden hebben in de naamvallen een eigen vorm. 
Deze kun je terugvinden op je stappenplan. (classroom).

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Lesen text 8 und 11 Textbuch

1. Bekijk de titel en de afbeelding
2. Lees altijd eerst de vraag.
3. Je hoeft niet elk woord te begrijpen!
4. Als er staat hoeveel redenen worden er genoemd, dan moet je een getal opschrijven en niet al die redenen! 


Slide 27 - Slide

Lesen text 8 und 11 Textbuch

Was?                                            8.1 a / 11.1 (Arbeitsbuch)

Wie?                                             Alleine

Wielange?                                 10 Min

Fertig;                                          maak 8.3 Seite 16/17 = huiswerk



timer
10:00

Slide 28 - Slide

Extra Üben?
Je krijgt wat extra oefenbladen, die doe je in je snelhechter, 
deze neem je elke Duitse les mee. 
Als je klaar bent met de opdrachten 
kun je nog extra oefenen in je map. 
De antwoorden kun je bij de docent halen.


Slide 29 - Slide

Ziel erricht?
Je weet hoe de 1e en 4e naamval werken
Je hebt geoefend met luistervaardigheid
Je weet nu hoe je in het Duits iemand moet begroeten.
Je weet hoe je de vragen bij een leestekst aanpakt

Slide 30 - Slide

Running Dictee
Je werkt samen 1 leerling blijft zitten en schrijft. leerling 2 rent naar de gang (zonder telefoon, zonder pen) daar hangen 4 A4 vellen met op elk vel 5 woorden.  Onthoud het woord/de woorden en ren terug naar de klas vertel het woord aan leerling 1. Deze schrijft het woord op.  Wissel na 10 woorden van rol. 
Het duo dat als eerste alle 20 woorden GOED geschreven heeft, wint een prijsje.

Slide 31 - Slide

Hausaufgaben
Hausaufgaben: 8.1 + 8.3 + 11.1. 

Leren examenidioom + Wörterliste A und B 

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide