Vaardighedenles P2

Vaardighedenles P2 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vaardighedenles P2 

Slide 1 - Slide

Programma 
1. Terugblikspellen 
2. Vaardigheden + oefenen 
3. Samen lezen: Tips voor de toets 

Slide 2 - Slide

Keuzemenu 
Keuze 1: Luister mee als we de vaardigheden en tips bespreken 
Keuze 2: Ga aan de slag met de oefentoets (moet af zijn na voor de les van woensdag), of natuurlijk leren. 

Slide 3 - Slide

Tips bij het voorbereiden
1. Gebruik de leerdoelen als controle (achterin elk hoofdstuk)
2. Leer ook de vaardigheden 
3. Oefen veel en schrijf je antwoorden ook echt op. 
4. Vraag de docent om hulp (Teams): heeft toch geen leven 
5. Ken niet alleen de kernbegrippen, maar begrijp ze: 
- Kun je ze in eigen woorden omschrijven? 
- Kun je een voorbeeld geven? 
- Kun je aangeven waar het mee te maken heeft (oorzaak-gevolg/samenhang)?

Slide 4 - Slide

Tips op de toets 
  1. Neem een woordenboek mee 
  2. Maak hele zinnen 
  3. Geef uitleg wanneer daarom gevraagd wordt: Leg uit, beredeneer, verklaar, enz... 
  4. Gebruik de bron als daarom gevraagd wordt: Niet: 'dat staat in de bron', wel: 'dat zie ik in de bron, omdat........' 
  5.  Gebruik wanneer mogelijk de 'ik weet, ik zie, ik concludeer' methode 
  6. Weet je iets niet? gebruik de domeinen: 'is het cultureel (gewoontes, gebruiken, religie), sociaal (hoe mensen zich tot elkaar verhouden), economisch (geld en welvaart), of politiek (Macht)? 
  7.  Lees vraag en antwoord aan het eind nog eens door.... 

Slide 5 - Slide

Vaardigheden op de toets
1. Oorzaak-gevolg  
2. Chronologie 
3. Bronanalyse: betrouwbaarheid en bruikbaarheid 
4. (dis)continuïteit 

Slide 6 - Slide

Oorzaak-gevolg 
1. Oorzaken: waarom vindt iets plaats? 
- verschil tussen aanleiding en oorzaak. 
- Aanleiding = 'de laatste druppel die de emmer doet overlopen'. Het is op zichzelf niet genoeg om iets te veroorzaken, maar het is de laatste gebeurtenis/ontwikkeling die ervoor zorgt dat iets plaatsvindt. Voorbeelden? 
2. Gevolgen: Wat vindt er allemaal plaats dankzij de gebeurtenis?
3. Zowel bij oorzaken als gevolgen verschillen in de domeinen: 
-Politiek: alles wat met macht te maken heeft 
- Economisch: alles wat met geld en bezittingen te maken heeft 
- Cultureel: alle gewoontes, gebruiken en tradities die mensen hebben (dus ook geloof)
- Sociaal: Hoe mensen met elkaar omgaan (verschil rijken en armen)

Slide 7 - Slide

Economisch 
Politiek
Cultureel 
Religieus
Sociaaleconomisch
Reformatie 
Renaissance
Centralisatie
Moeder
negotie
inkomensongelijkheid in de Republiek 

Slide 8 - Drag question

(Dis)continuïteit 
Continuïteit en discontinuïteit
Continuïteit betekent: wat maar doorgaat, doorlopend, zonder onderbreking, wat (ongeveer) hetzelfde blijft. Continuïteit is dus een bepaald type ontwikkeling/verandering.
 Je schrijft dus op wat zonder onderbreking door gaat.
Let op: Een constante verandering (een verandering die zich in dezelfde richting ontwikkelt) kan ook als continuïteit worden gezien.
Discontinuïteit betekent: wat een breuk is met het voorgaande, wat sterk verandert. Hierbij gaat het om woorden als: opleving, snelle neergang, breuk, abrupt, enz.

Tip: Let goed op ten opzichte van wat je (dis)continuïteit moet aangeven.
+ Net als bij een vergelijking: twee kanten weergeven 

Slide 9 - Slide

Leg uit of de Tachtigjarige Oorlog vooral tot continuïteit of verandering Leidde op cultureel gebied

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Bedenk een vraag/onderwerp waarvoor deze bron bruikbaar is en een vraag waarvoor deze bron niet bruikbaar is

Slide 12 - Open question

Stel ik doe onderzoek naar het contact tussen de VOC en lokale Indonesische vorsten. Beredeneer of deze bron voor dit onderzoek bruikbaar is

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Andere methode brongebruik
Stap 1: Schrijf de algemene strekking op van de bron: Dat zien we terug in de bron want die gaat over (en dan schrijf je eigen woorden de kern/samenvatting/strekking van de bron) 

Stap 2 Vervolgens schrijf je op waar je dat (letterlijk) in de bron ziet staan: Want in de bron staat (citeer uit de bron).

Vb. Ik weet dat centraliseren het besturen vanuit een centraal punt is. Karel V is hier duidelijk een groot voorstander van, want de bron gaat over  hoe hij in De Nederlanden overal hetzelfde geloof wil opleggen. Want in de bron staat ' iedereen die niet katholiek is, gaat de fik in' . 
Dus. De bron toont aan dat Karel V een voorstander is van centralisatie

Slide 17 - Slide