6.4 Relaties tussen soorten + 6.5 Nieuwe en kwetsbare populaties
H6 Soorten en populaties
Vandaag:
Herhaling 6.3 Soorten in hun omgeving
Uitleg 6.4 Relaties tussen soorten
Uitleg 6.5 Nieuwe en kwetsbare populaties
Bespreking Repetitie H5
Volgende les: SO H6
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
H6 Soorten en populaties
Vandaag:
Herhaling 6.3 Soorten in hun omgeving
Uitleg 6.4 Relaties tussen soorten
Uitleg 6.5 Nieuwe en kwetsbare populaties
Bespreking Repetitie H5
Volgende les: SO H6
Slide 1 - Slide
Leerdoelen 6.3
Je herkent biotische en abiotische factoren die van invloed zijn op de habitat van een soort
Je interpreteert een tolerantiecurve
Je beschrijft het belang van niches voor het samenleven van verschillende soorten
Je beschrijft hoe adaptaties van een soort ontstaan
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Open question
Wat is een voorbeeld van beperkende factor voor een boom?
A
Het hebben van een hoeveelheid bladeren.
B
De aanwezigheid van stikstof in de lucht.
C
De hoeveelheid water in de grond.
D
De aanwezigheid van konijnen in de buurt.
Slide 4 - Quiz
Welke curve is de blauwe reiger?
Slide 5 - Slide
Leerdoelen 6.4
Je herkent relaties in een voedselketen en voedselweb
Je herkent en beschrijft verschillende typen relaties tussen organismen
Je legt uit hoe ziekten en persistente gifstoffen een ecosysteem beïnvloeden.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Predator-prooirelatie
Carnivoren
Herbivoren
Omnivoren
Predatoren: soorten die op andere soorten bouwen voor hun energievoorziening. (OOK herbivoren)
Slide 8 - Slide
De grenzen zijn vaak vaag..
Slide 9 - Slide
Predator-prooirelatie
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Wie zijn de consumenten van de 2e orde?
A
leeuw, aap, lynx, jaguar
B
jaguar, gier, das, slang
C
giraffe, neushoorn, sprinkhaan, muis
D
hert, slang, vogel, neushoorn
Slide 12 - Quiz
Wat zijn consumenten van de 3e orde?
A
leeuw, jaguar, gier, das
B
gier, das, jaguar, slang
C
slang, gier, das, jaguar
D
hert, lynx, muis, kip
Slide 13 - Quiz
Verstoorde voedselketens
Ziektes
Gif
Slide 14 - Slide
Accumulatie
Slide 15 - Slide
Aan de slag!
Maak opdracht 45, 47, 49 t/m 53 van 6.4
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Epifyten
Slide 18 - Slide
Dit is een voorbeeld van..
A
commensalisme
B
epifytisme
C
parasitisme
D
mutualisme
Slide 19 - Quiz
Dit is een voorbeeld van...
A
commensalisme
B
epifytisme
C
parasitisme
D
mutualisme
Slide 20 - Quiz
Dit is een voorbeeld van...
A
commensalisme
B
epifytisme
C
parasitisme
D
mutualisme
Slide 21 - Quiz
Leerdoelen 6.5
Je beschrijft de oorzaken en gevolgen van geringe genetische variatie in een populatie
Je legt een verband tussen de grootte van een ecosysteem, de mate van isolatie en de soortenrijkdom van het ecosysteem
Slide 22 - Slide
Verlies genetische variatie in kleine populaties
- In een (te) kleine populatie is vaak sprake van inteelt
--> weinig recombinatie van allelen = verlies genetische variatie
- Bepaalde allelen zijn zo zeldzaam in de populatie dat ze door toeval verdwijnen = genetic drift = verlies genetische variatie.
- Door gebrek aan genetische variatie zijn nakomelingen vaak homozygoot voor een groot deel van hun allelen (ook ongunstige recessieve allelen) = aandoeningen/ ziektes/ verminderde fitness
Slide 23 - Slide
Uitsterven door gebrek variatie?
Wanneer de genetische variatie van de populatie verminderd, dan is er minder potentieel tot adaptatie aan een veranderende omgeving.
--> want voor (natuurlijke) selectie is variatie nodig
Dat geeft een hoger risico op uitsterven wanneer voorkomende eigenschappen ongunstig blijken.
Slide 24 - Slide
Genetic drift
De allelfrequentie van een populatie veranderd door toeval.
Bij een bosbrand gaan toevallig meer planten met rode dan met witte bloemen dood.
Er worden toevallig meer individuen met rood haar geboren in een bepaalde periode (meer dan je zou verwachten op basis van de kansberekening).
Dit verschijnsel heet genetic drift.
Slide 25 - Slide
Populaties en genetische diversiteit
Twee evolutionaire mechanismen van genetic drift kunnen de genetische diversiteit van een populatie doen dalen/ veranderen:
Flessenhals effect
Founder effect
Slide 26 - Slide
Flessenhals effect
Door een catastrofe wordt een deel van de populatie gedood.
De genetische variatie na de catastrofe is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
Gebaseerd op toeval (= genetic drift)
Slide 27 - Slide
Flessenhalseffect
Slide 28 - Slide
Founder effect
Een kleine groep uit een populatie emigreert en sticht een nieuwe populatie.
De genetische variatie van de nieuwe populatie is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
Gebaseerd op toeval (= genetic drift)
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Verschil met natuurlijke
Slide 32 - Slide
Huiswerk
Volgende les SO H6
Zorg dat je je kennis op orde hebt:
Test je kennis via LessonUp + oefentoets biologiepagina
Ecologie bevat altijd veel, lange contexten:
D-toets op Classroom + oude examenvragen biologiepagina