Hoofdpersoon kunnen herkennen en kunnen onderscheiden van bijpersonen
Soorten perspectieven kennen en herkennen
Weten waaruit de setting van een verhaal bestaat
De standaardopbouw van een verhaal kennen
Tijdsprongen en verhaallijnen herkennen en kunnen onderscheiden
Het vertelheden kunnen localiseren
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Leerdoelen verhaalanalyse
Het verschil tussen feit en fictie begrijpen
Genres kennen en herkennen
Hoofdpersoon kunnen herkennen en kunnen onderscheiden van bijpersonen
Soorten perspectieven kennen en herkennen
Weten waaruit de setting van een verhaal bestaat
De standaardopbouw van een verhaal kennen
Tijdsprongen en verhaallijnen herkennen en kunnen onderscheiden
Het vertelheden kunnen localiseren
Slide 1 - Slide
Hoe vind ik het belangrijkste verhaalprobleem?
1. Bepaal wat het grootse probleem van de hoofdpersoon is.
2. Kijk naar het eind: daar moet het belangrijkste probleem weer aan de orde komen.
Slide 2 - Slide
Jamal Ouariachi - Zopor
Heb je wel eens samen met iemand een geheimtaal verzonnen? Of iets bedacht wat helemaal van jou alleen is of alleen bij jou hoort? Waarom zouden kinderen dit doen?
Slide 3 - Slide
Wat betekenen de volgende woorden: spolver, moloda, een klots, een brol, koekel, moffel, broos.
Wat betekent koekel? Wat betekent moffel? Wat is broos?
Slide 4 - Open question
Waarom gaat de hoofdpersoon naar de kroeg?
Slide 5 - Open question
Waarom gaat de hoofdpersoon 'een frol' kopen, nadat hij de doos met spullen in zijn kamer heeft gezet?
Slide 6 - Open question
De hoofdpersoon heeft naast kiespijn nog een ander soort pijn. Wat voor pijn?