Unit 5 werkwoorden - er

unit 5 - jeudi le 13 juin 2024
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

unit 5 - jeudi le 13 juin 2024

Slide 1 - Slide

le programme

groep 5.1 > werkblad Efteling / werkboekje /
losse opdrachten

groep 5.2 > regelmatige werkwoorden
(wordwall/lessonup/Bravoure0


Slide 2 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden
ken je ze nog?

tu - nous - vous - ils - elle - je - on - elles - il 


oefen op >  bit.ly/voornaamwoord


Slide 3 - Slide

Welk woord is géén
persoonlijk voornaamwoord?
A
nous
B
vous
C
oui
D
ils

Slide 4 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord gebruiken we hier?
A
il
B
je
C
elle
D
tu

Slide 5 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord gebruiken we hier?
A
nous
B
ils
C
elles
D
elle

Slide 6 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord gebruiken we hier?
A
elles
B
ils
C
vous
D
tu

Slide 7 - Quiz

Zet de persoonlijk voornaamwoorden in de juiste volgorde:
ik - jij - hij - zij - men - wij - jullie (u)  - zij (m) - zij (v)
il
elle
tu
on
nous
je
vous
ils
elles

Slide 8 - Drag question

Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden
nu vertalen in het Frans:
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

PARLER
Vous parlez bien français.
Jullie spreken goed Frans.

Nous parlons bien anglais.
Wij spreken goed Engels. 



Slide 10 - Slide

werkwoorden die 
eindigen op -er

Slide 11 - Slide

Zij eet.
Hij praat.
Zij woont.
Wij kijken.
Ik praat.
Wij vragen.
                            Je parle.
          Nous demandons.
            Nous  regardons.
                      Elle mange.
                       Elle habite.
                               Il parle.

Slide 12 - Drag question

STAM + UITGANG
Hoe maak je de stam?


Welke letters krijg je als uitgang?

Slide 13 - Slide

STAM + UITGANG
Hoe maak je de stam?
Haal de letters -er van het hele werkwoord af:
vb  demander => demand
Welke letters krijg je als uitgang?

Slide 14 - Slide

STAM + UITGANG
Hoe maak je de stam?
Haal de letters -er van het hele werkwoord af:
vb  demander => demand
Welke letters krijg je achter de stam als uitgang?

je              stam+e           nous    stam+ons
tu             stam+es         vous     stam+ez
il/elle/on stam+e           ils/elles stam+ent

Slide 15 - Slide

je regard
tu mang
il cherch
nous parl
vous nag
 ils  habit
                  ez
                   ons
                  e
                  ent
                  e
                  es

Slide 16 - Drag question

ik woon
A
je habite
B
j'habite
C
tu habites
D
il habite

Slide 17 - Quiz

jullie wonen
A
on habite
B
nous habitons
C
vous habitez
D
ils habitent

Slide 18 - Quiz

jullie wonen
A
on habite
B
nous habitons
C
vous habitez
D
ils habitent

Slide 19 - Quiz

wij werken
A
nous travaillons
B
nous travaillent
C
vous travaillez
D
vous travaillent

Slide 20 - Quiz

zij zoeken (v)
A
ils cherchent
B
elle cherche
C
il cherche
D
elles cherchent

Slide 21 - Quiz

men kijkt
A
on regard
B
il regarde
C
vous regardez
D
on regarde

Slide 22 - Quiz

tu regardes

Slide 23 - Open question

nous donnons

Slide 24 - Open question

wij praten
(parler)

Slide 25 - Open question

hij vraagt
(demander)

Slide 26 - Open question

Formidable!

Slide 27 - Slide

au travail!
le travail pour jeudi (donderdag):
apprendre (leren): werkwoorden op -er

(StudygGo> 2 sets)
finir (afmaken): Malmberg/Bravoure
thème 3 > ex. 33 à 37 + FLEX

Slide 28 - Slide