chapitre 1 : Un, deux, splash

chapitre 1 : Un, deux, splash
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

chapitre 1 : Un, deux, splash

Slide 1 - Slide

Traduis: il fait mauvais
A
het is mooi weer
B
het is koud
C
het is slecht weer
D
het is warm

Slide 2 - Quiz

Traduis: ici
A
hier
B
daar
C
te veel
D
ten eerste

Slide 3 - Quiz

Traduis: naar Engeland
A
en Allemagne
B
au Allemagne
C
en Angleterre
D
à Angleterre

Slide 4 - Quiz

Traduis: uitslapen
A
faire de la plongée
B
faire les magasins
C
faire du camping
D
faire la grasse matinée

Slide 5 - Quiz

Pose des questions. Fais une phrase entière.
je wilt weten wat hij/zij deze zomer heeft gedaan.

Slide 6 - Open question

Pose des questions. Fais une phrase entière. Vraag hoe het was

Slide 7 - Open question

Pose des questions. Fais une phrase entière. Vraag of hij/zij frans heeft gesproken.

Slide 8 - Open question

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 9 - Quiz

Welke zin staat in de passé composé
A
On a habité
B
On avait habité
C
On habite
D
On habitait

Slide 10 - Quiz

Hij heeft gezongen
(in de passé composé)
A
Il a chanté
B
Elle a chanté
C
Il avons chanté
D
Il a chante

Slide 11 - Quiz

Welke is GEEN passé composé?
A
J'ai acheté une banane
B
J'ai une banane
C
Tu as trouvé une place?
D
Vous avez visité Paris?

Slide 12 - Quiz

ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré

Slide 13 - Quiz

Wat is de passé composé van:
je mange

Slide 14 - Open question

(faire, passé composé) Vous ................
(avoir, passé composé) Tu ................

Slide 15 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (onze) soeurs
timer
0:30

Slide 16 - Open question

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'zijn/haar'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses
D
notre, notre, nos

Slide 17 - Quiz

Sleep de juiste bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les livres 
vos
mon
mes
votre
ta
tes

Slide 18 - Drag question

Sleep de juiste bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
un frère
mon
son
ton
votre
notre

Slide 19 - Drag question

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=
A
ma amie
B
mon amie
C
mon ami
D
ma ami

Slide 20 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 21 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (onze) mère
A
nos
B
notre
C
votre
D
vos

Slide 22 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) oncle
A
leur
B
tes
C
son
D
ses

Slide 23 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord
(hun) copains

Slide 24 - Open question

Welke vragen gingen goed? Vocabulaire, phrases clés, passé composé, bezittelijk voornaamwoord

Slide 25 - Open question