Studyflow W1.1 leerjaar 1

Studyflow W1.1
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Studyflow W1.1

Slide 1 - Slide

persoon
getal
1e persoon
enkelvoud
ik
2e persoon
enkelvoud
je, jij
3e persoon
enkelvoud
hij, zij (ev), het (het meisje, de man enz)
1e persoon
meervoud
wij, we
2e persoon
meervoud
jullie
3e persoon
meervoud
zij, (de leerlingen enz.)

Slide 2 - Slide

persoon
getal
tijd
1e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
ik werk
2e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
jij loopt
3e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
hij vertelt
1e persoon
meervoud
tegenwoordige tijd
wij dansen
2e persoon
meervoud
tegenwoordige tijd
jullie werken
3e persoon
meervoud
tegenwoordige tijd
zij wandelen

Slide 3 - Slide

persoon
getal
tijd
1e persoon
enkelvoud
verleden tijd
ik werkte
2e persoon
enkelvoud
verleden tijd
jij liep
3e persoon
enkelvoud
verleden tijd
hij vertelde
1e persoon
meervoud
verleden tijd
wij dansten
2e persoon
meervoud
verleden tijd
jullie werkten
3e persoon
meervoud
verleden tijd
zij wandelden

Slide 4 - Slide

persoon
getal
tijd
1e persoon
enkelvoud
voltooide tijd
ik heb gewerkt
2e persoon
enkelvoud
voltooide tijd
jij hebt gelopen
3e persoon
enkelvoud
voltooide tijd
hij heeft verteld
1e persoon
meervoud
voltooide tijd
wij hebben gedanst
2e persoon
meervoud
voltooide tijd
jullie hebben gekocht
3e persoon
meervoud
voltooide tijd
zij hebben gewandeld

Slide 5 - Slide

1e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
2e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
3e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
1e persoon
meervoud
verleden tijd
2e persoon
meervoud
verleden tijd
3e persoon
meervoud
verleden tijd
Jullie maakten de som.
Wij renden naar huis
Vertel jij een mop?
Het hondje heeft een bot.
Ik ga naar school.
Mijn ouders lachten hard.

Slide 6 - Drag question

1e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
2e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
3e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
1e persoon
meervoud
verleden tijd
2e persoon
meervoud
verleden tijd
3e persoon
meervoud
verleden tijd
Jullie vertaalden de tekst.
Wij kookten de aardappels.
Bestel jij een boek?
Het kipje scharrelt op het erf.
Ik fiets naar de stad.
De docenten gaven de toets op.

Slide 7 - Drag question


Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

1e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd: luisteren

Slide 8 - Open question


Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

2e persoon meervoud verleden tijd: maken

Slide 9 - Open question


Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

3e persoon enkelvoud verleden tijd: emigreren

Slide 10 - Open question


Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

3e persoon enkelvoud voltooide tijd: fluisteren

Slide 11 - Open question


Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

1e persoon enkelvoud voltooide tijd: spreken

Slide 12 - Open question

Let op:

Het onderwerp en persoonsvorm moeten altijd gelijk zijn in getal
Is het onderwerp enkelvoud?
Dan staat de persoonsvorm ook in het enkelvoud.

Is het onderwerp meervoud?
Dan staat de persoonsvorm dus ook in het meervoud.




Slide 13 - Slide

Zelf aan de slag:

Ga naar: 

Magister - ELO - bronnen - Kennisnet - Studyflow - Taal.
Lees de uitleg en maak de oefeningen van W1.2 en W1.3




Slide 14 - Slide