- Maken opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 7 op blz. 35 t/m 44.
- Klaar? -> nakijken opdrachten + leren voor de toets.
- Mentoruur: Sofie, Tsedey, Isabella, Mirthe, Lisa
Slide 7 - Slide
Planning
- Instructie + nakijken opdrachten vorige keer.
- Zelfstandig werken
Slide 8 - Slide
Publiek vaststellen 1
Een schrijver denkt niet alleen na over het doel van zijn tekst, maar ook over het publiek waar hij zich tot richt.
Slide 9 - Slide
Publiek vaststellen
Publiek verschilt in leeftijd, bijvoorbeeld kinderen, jongeren, volwassenen of ouderen.
Publiek verschilt ook in kennis en interesses. Je kan iets aan een algemeen publiek vertellen als je ervan uitgaat dat je verhaal interessant is voor een grote groep mensen.
Slide 10 - Slide
Afbeeldingen
- Een afbeelding trekt de aandacht van de lezer.
- Een afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen.
- Een afbeelding maakt de tekst duidelijker.
- Een afbeelding maakt de tekst grappig.
- Een afbeelding geeft een bepaalde sfeer of maakt de tekst aantrekkelijk.
Slide 11 - Slide
Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn woorden die kunnen terugwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin.
Voorbeelden van verwijswoorden: hij, zij, dat, die en daar.
Slide 12 - Slide
Voorbeeld verwijswoorden
1. Joran gaat in de bus vlak achter de chauffeur zitten, zodat hij minder last heeft van wagenziekte.
2. Gisteren liep ik in de stad langs een nieuwe kledingwinkel. Daar zag ik een gave jas in de etalage.
3. Esther houdt een blog bij over gezond eten. Dat levert haar veel leuke reacties op.