Een voltooid deelwoord staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).
Het gebeurt vandaag. (gebeurt = persoonsvorm)
Het is vandaag gebeurd. (gebeurd = voltooid deelwoord)
Ik beantwoord de mail. (beantwoord = persoonsvorm)
Ik heb de mail beantwoord. (beantwoord = voltooid deelwoord)
Ik vertel een verhaal. (vertel = persoonsvorm)
Ik heb een verhaal verteld. (verteld = voltooid deelwoord)