Hoe + gezegde + (onderwerp/lijdend voorwerp)
* Het bord viel in scherven. (Hoe viel het bord?)
* Marianne verft het hek groen. (Hoe verft Marianne het hek?)
* Mopperend schildert hij de muur geel. (Hoe schildert hij de muur?)
* Als voetballer speelt hij goed. ('In de functie van'.)