Pecha Kucha

DOEL VAN DEZE LES
PECHA KUCHA
Je weet wat een pecha kucha is.
Je weet wat je in je pecha kucha moet vertellen.

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

DOEL VAN DEZE LES
PECHA KUCHA
Je weet wat een pecha kucha is.
Je weet wat je in je pecha kucha moet vertellen.

Slide 1 - Slide

Wat is een pecha kucha?
  • Een presentatie van 15 dia's.
  • Elke dia wordt 20 seconden vertoond.
  • De presentator heeft geen invloed op de dia's. Je kan dus niet vooruit of achteruit spoelen.
  • Op de dia's staan alleen foto's. Aan de hand van de foto's geef jij de informatie.

Slide 2 - Slide

Hoe maak ik een pecha kucha?
  • Maak eerst een opzet voor wat je wil vertellen, voordat je afbeeldingen gaat zoeken.
  • Gebruik voor de opzet de indelen zoals die in de opdracht staat.

Slide 3 - Slide

Indeling pecha kucha
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Omslag
Schrijver
Samenvatting
Titelverklaring
Ondertitel/motto/opdracht
Personages
Tijd
Ruimte
Vertelsituatie en perspectief
Opbouw
Thema/motieven
Persoonlijke beoordeling

Slide 4 - Slide

Omslag
  • Hoe heet het boek?
  • Wie is de schrijver?
  • Wanneer is het verschenen? 
  • In welke taal is het origineel geschreven?
  • Wat zie je op de omslag?
1

Slide 5 - Slide

Schrijver
  • Vertel kort iets over het leven van de schrijver.
  • Inspiratie voor het boek (als je dat kan vinden).
2

Slide 6 - Slide

Samenvatting
  • Geef een korte samenvatting van het boek. 
  • Niet de flaptekst en het einde niet verklappen.
3

Slide 7 - Slide

Titelverklaring
  • Leg uit wat de titel betekent.
  • Waarom heeft het boek deze titel?
4

Slide 8 - Slide

Ondertitel/motto/opdracht
  • Een ondertitel is een extra zin die de boektitel extra uitlegt.
  • Een motto is een citaat aan het begin van het boek. Het heeft vaak iets te maken met het verhaal.
  • Bij veel boeken staat er een opdracht in het begin van het boek. Het is aan wie de schrijver het boek opdraagt
5

Slide 9 - Slide

ondertitel
motto
opdracht

Slide 10 - Slide

Personages
  • Beschrijf de hoofdpersoon, innerlijk en uiterlijk.
6

Slide 11 - Slide

Tijd
  • In welke tijd speelt het verhaal zich af? Hoe weet je dat?
  • Geef de verteltijd (aantal pagina's).
  • Geef de vertelde tijd (hoeveel tijd het verhaal beslaat).
7

Slide 12 - Slide

Tijd = in de 21-ste eeuw, want ze hebben telefoons en het speelt zich op een moderne middelbare school af.
Verteltijd = 318 pagina's
Vertelde tijd = ongeveer 54 minuten

Slide 13 - Slide

Ruimte
  • Vertel iets over een ruimte die belangrijk is in het verhaal.
  • Leg uit waarom die plek een belangrijke plek is.
  • De ruimte kan ook buiten zijn.
8

Slide 14 - Slide

Vertelsituatie en perspectief
  • Om het perspectief te bepalen stel je de vraag door wie het verhaal verteld wordt. Dit is niet de schrijver!
  • Bepaal de vertelsituatie:
  1. ik-vertelsituatie
  2. personale vertelsituatie
  3. alwetende vertelsituatie
  4. meervoudige vertelsituatie
9

Slide 15 - Slide

Vertelsituatie en perspectief
  1. ik-vertelsituatie: het verhaal wordt verteld door een ik-persoon.
  2. personale vertelsituatie: je leest het verhaal door de ogen van één persoon. Er wordt 'hij' en 'zij' gebruikt.
  3. alwetende vertelsituatie: er wordt ook 'hij' en 'zij' gebruikt, maar het perspectief wisselt. De verteller weet namelijk alles.
  4. meervoudige vertelsituatie: je ziet gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages, het perspectief wisselt. 
9

Slide 16 - Slide

ik-vertelsituatie
personale vertelsituatie
meervoudige vertelsituatie
alwetende vertelsituatie

Slide 17 - Slide

Opbouw
  • Hoe is het verhaal opgebouwd? Denk aan hoofdstukken, verschillende delen.
10

Slide 18 - Slide

Thema/motieven
  • Een motief is iets wat regelmatig terugkomt in het verhaal. In Offerkind is dat bijvoorbeeld barnsteen en water van de rivier en de zee. Er kunnen meerdere motieven in een boek zitten.
  • Een thema is de grote lijn die naar voren komt in het verhaal. Het thema van Offerkind is 'overleven'. Meestal kan je het thema in één of een paar woorden beschrijven. Bijvoorbeeld oorlog, pesten, vriendschap.


11

Slide 19 - Slide

Persoonlijke beoordeling
  • Vertel wat jij van het boek vond. Je kan hiervoor beoordelingswoorden gebruiken. Geef ook argumenten voor je mening. 
  • Moeten wij het boek ook lezen? Leg uit waarom wel of niet.


12

Slide 20 - Slide

Persoonlijke beoordeling
Beoordelingswoorden

12

Slide 21 - Slide

Eigen invulling
  • Dia 13, 14 en 15 vul je zelf in.
  • Misschien heb je meer dia's nodig bij de personages, of wil je meer vertellen over het leven van de schrijver. Of misschien wil je iets totaal anders vertellen. 
13
14
15

Slide 22 - Slide