Oefentoets spelling

Tijd om te lezen
timer
10:00
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tijd om te lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Oefentoets spelling
HA1F, 12 maart 2025

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Na deze les...
  • heb je gelezen in je boek 
  • heb je alle spellingsregels voor de toets herhaald
  • weet je in hoeverre je de toetsstof beheerst

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Meervouden op -en en -s
Meervouden op -en
  • je zet -en achter het woord
  • soms moet je voor de uitspraak de laatste letter verdubbelen (trap --> trappen) of een klinker weghalen (potlood --> potloden)
  • soms verandert een 'f' in een 'v' (schaaf --> schaven) of een 's' in een 'z' (glas --> glazen)

Meervouden op -s
  • je zet -s achter het woord 
  • je gebruikt een apostrof bij woorden op -a, -o, -u, -i of -y (radio's, pony's) en bij afkortingen (tv's) 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Noteer het meervoud van deze woorden:
been, test, roos, paraplu

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Noteer het meervoud van de woorden tussen haakjes:
Toen alle (disco) dichtgingen, reden de (taxi) af en aan door de (straat).

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Verkleinwoorden

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Noteer de verkleinwoorden van de volgende woorden:
brief, woning, mama, tong

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Hoofdletters gebruik je...
  • Aan het begin van een zin
    Het weekend is mijn favoriete moment in de week. 
  • Bij namen (van mensen, gebouwen, boeken, dingen etc.)
    Koen, meneer Janssen, ds. Piersoncollege, het Concertgebouw, Brabant
  • Bij woorden die van (aardrijkskundige) namen zijn afgeleid
    Amsterdamse, Duits, Noord-Brabants

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Leestekens
  • Je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of een uitroepteken
  • Bij gewone zinnen gebruik je een punt
    Het eerste uur begint om half negen. 
  • Na een vraag zet je een vraagteken
    Vind jij dat het eerste uur te vroeg begint?
  • Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk
    Half negen is veel te vroeg voor pubers op de middelbare school! 
  • Een komma gebruik je om delen van een zin of een opsomming uit elkaar te houden
    Ik neem een tandenborstel, tandpasta, make-up en een kam mee. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Begintaak (1): neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
morgen heeft joris frans duits en wiskunde op het ds pierson college

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
na het eten op dinsdag gaan marianne en frans naar de sportschool

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
in artis is een ijsbeertje geboren. dat is fantastisch

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. Je zegt: Wat een gezellige klas! Dan zegt het bijvoeglijk naamwoord ‘gezellige’ iets over het zelfstandig naamwoord ‘klas’.
  • een bijvoeglijk naamwoord staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord:
    een mooie film, nieuwe en grote huizen
  • soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord:
    De film is mooi. De huizen zijn nieuw en groot.
  • vaak heeft een bijvoeglijk naamwoord een vorm zonder en een vorm met ‘e’:
    zwak → zwakke, mooi → mooie
  • van werkwoorden kun je ook bijvoeglijke naamwoorden maken. Deze schrijf je dan zo kort mogelijk:
    de vergrote afbeelding, de te maken toets. 

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal iets gemaakt is:
een zilveren oorbel, een plastic emmer

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
de (verbreden) weg

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
het (ijzer) bestek

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

tegen
Spelling persoonsvorm verleden tijd

Slide 18 - Slide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Spelling voltooid deelwoord
Soort werkwoord
Regel
Voorbeeld
Sterk
VD eindigt op -n of -en
doen - deed - gedaan
blazen - blies - geblazen
Zwak
VD eindigt op -D  of  -T
(maak het VD langer om te horen of je -d of -t schrijft
halen - haalde- gehaald
raken - raakte - geraakt

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hij ... (beleven) de gekste dingen in zijn dromen.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Een omgevallen boom ... (versperren) gisterenochtend de weg naar school.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Met zijn baan als vakkenvuller ... (verdienen) Sjaak echt helemaal niets.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

De docent ... (onthouden) nooit zo goed wie er al een waarschuwing heeft gehad en wie niet.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

... je vader vaker op spullen op marktplaats?
A
Bied
B
Biedt
C
Biet

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


Casper (branden) zijn vingers gisteren
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions


Maar iedereen heeft weleens (falen)
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Vul je juiste vorm van de werkwoorden in:
Het weer ... (worden) door het KNMI altijd op slimme wijze ... (voorspellen), waardoor ze vorig jaar op tijd ... (starten) met het nemen van maatregelen.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Maak twee zinnen met het werkwoord 'koken'. In zin 1 is koken de pvvt en in zin 2 is koken een infinitief

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Belangrijkste regels apostrof
bij het meervoud van zn op -a, -i, -o, -u of -y (met een medeklinker voor de y)
radio's, taxi's, baby's
bij het meervoud van letters en afkortingen
mp3's, cd's
bij het verkleinwoord van letters, cijfers, afkortingen en woorden die eindigen op een -y (met een medeklinker ervoor)
party'tje, p'tje, 4'tje, dvd'tje 
bij de bezitsvorm van zelfstandige naamwoorden
oma's breiwerk, Lars' idee 
bij achtervoegsels van afkortingen
zzp'er, sms'en 
als je in een woord letters weglaat. Deze vervang je door een apostrof.
's avonds, jus d'orange, 't waait 
Gebruik een apostrof:

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Waar schrijf je een apostrof?
A
Tims vader
B
Lisas vader

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Apostrof of niet?


A
Karins handtas
B
Karin's handtas
C
Karins' handtas
D
Karins's handtas

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Bedenk een bezitsvorm waarbij je de apostrof gebruikt

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Waar komt de apostrof?
A
s'Woensdags
B
's Woensdags
C
M&Ms'
D
A'4tje

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Waarom schrijf je geen apostrof bij cowboys, maar wel bij hobby's? Leg uit

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Samenstelling 
met tussen -n
f

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Samenstellingen
Een verschil van mening is een ...

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Raad de
samenstelling

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Maak de samenstelling:
gezin + samenstelling

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Maak de samenstelling:
beer + sterk

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Wat ga jij nog doen ter voorbereiding van het proefwerk van morgen?

Slide 40 - Mind map

This item has no instructions

Lesafsluiting

Slide 41 - Slide

This item has no instructions