This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Programma
- korte herhaling
- paragraaf 4.6
- oefenen
Slide 1 - Slide
Waar ging de vorige les over?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Video
4.6 Koophuis of huurhuis?
- Hypotheek (= lening ,vaak is het huis onderpand)
Voordeel van kopen:
- belastingvoordeel (hypotheekrenteaftrek)
- opbouw vermogen
- zelf klussen / inrichten
Slide 4 - Slide
4.6 Koophuis of huurhuis?
Nadeel kopen:
- zelf onderhoud
- weinig flexibel (je kan niet elk jaar een huis kopen/verkopen)
- risico (teveel schade of te hoge prijs)
- OZB , gemeentebelasting voor eigenaren
Slide 5 - Slide
De hypotheek
- Lening met een huis als onderpand
- Hypotheek niet afbetalen -> executie verkoop
- Executiewaarde = geschatte opbrengst huis bij executie verkoop < aankoopwaarde huis (je houdt hiermee een restschuld over)
Slide 6 - Slide
Annuïteit
Een annuïteitenhypotheek heeft de volgende kenmerken:
tijdens de looptijd los je periodiek af;
de bruto maandlasten zijn elke maand hetzelfde;
de netto maandlasten stijgen langzaam, omdat het belastingvoordeel afneemt.
Slide 7 - Slide
Lineair
De kenmerken van een lineaire hypotheek zijn:
tijdens de looptijd los je elke maand hetzelfde bedrag af;
in het begin betaal je veel rente, aan het einde weinig;
zowel de bruto- als de netto hypotheeklasten dalen in de loop van de tijd.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Stroomgrootheid
Voorraadgrootheid
Betaalde hypotheekrente
Huur
Hypotheekschuld
Onderhoudskosten
Slide 10 - Drag question
Antonia,Julie en Stella kopen een huis voor 4 ton. Ze lenen geld bij de bank. Als Antonia en Stella hun baan verliezen, moeten ze het huis verkopen. Ze hadden al € 50000 afgelost. De woning is 20% in waarde gedaald. Bereken de restschuld na verkoop.