W3 NL Leesstrategie en luisterstrategie

Nederlands
Workshop 3
Lees- en luisterstrategie
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
Workshop 3
Lees- en luisterstrategie

Slide 1 - Slide

Even voorstellen
Karima Klarenbeek
Docent MZ BBL
k.klarenbeek@albeda.nl

Slide 2 - Slide

Vandaag
* Examens, hoe zat dat ookalweer?
* Workshops NL komend schooljaar
* Woordenschat
* Leesstrategie
*Luisterstrategie
* Waar zelf oefenen?
*Afsluiten

Slide 3 - Slide

Centraal Examen MBO (CEM)

  1. Lezen
  2. Luisteren


Samen 50%
Instelling Examens (IE)

  1. Spreken (15%)
  2. Gesprekken (15%)
  3. Schrijven (20%)

Samen 50%

Slide 4 - Slide

Centraal Examen MBO (CEM)

  1. Lezen
  2. Luisteren


Samen 50%
Instelling Examens (IE)

  1. Spreken (15%)
  2. Gesprekken (15%)
  3. Schrijven (20%)

Samen 50%

Slide 5 - Slide

8 Workshops
Alle aspecten van de examens 
Woordenschat



W1
Uitleg en Dictee
W2
Werkwoordspelling
W3
Lees- en luisterstrategie
W4
Betoog

Slide 6 - Slide

W5
Presenteren
W6
Gesprekken voeren
W7
Zakelijke brief/mail
W8
Memo/klacht en examentips

Slide 7 - Slide

Woordenschat

Slide 8 - Slide

Fysiek
A
Geestelijk
B
Mentaal
C
Lichamelijk

Slide 9 - Quiz

Het interview
A
De ondervraging
B
Het vraaggesprek
C
Het tijdschriftartikel

Slide 10 - Quiz

De consequentie
A
Het logische gevolg
B
De vraag, de onzekerheid
C
De plaats waar alles is opgeruimd

Slide 11 - Quiz

Kleineren
A
Kleiner maken
B
Vernederen
C
Iets kleiner maken tijdens het kopiëren

Slide 12 - Quiz

De procedure
A
Alle stappen die officieel nodig zijn om iets te doen
B
Een zaak die de rechter behandelt
C
De mogelijkheid om alleen te zijn

Slide 13 - Quiz

Het experiment
A
De invloed die iemand heeft
B
De deskundige
C
De proef

Slide 14 - Quiz

De poging
A
De keer dat iets lukt
B
De keer dat je iets probeert
C
De keer dat iets niet lukt

Slide 15 - Quiz

Lees- en luisterstrategiëen

Slide 16 - Slide

Leesstrategieën
  • Oriënterend lezen Je wilt een eerste indruk krijgen van een tekst.
    Je bekijkt hem, maar leest hem nog niet echt. 
  • Globaal lezen Je kijkt naar de hoofdzaken en leest kernzinnen.

  • Intensief lezen Je wilt weten wat er in de tekst staat. Je wilt hem begrijpen. Je leest hem helemaal.
  • Zoekend lezen Je hebt een vraag, waar je antwoord op wilt heben. Je zoekt in de tekst het antwoord.
  • Studerend lezen Je wilt de tekst leren. Je leest om te kunnen onthouden.
  • Kritisch lezen Je wilt je mening erover geven.

Nieuw!
Dit bekijk en lees je voortaan als je verkennend leest.

Slide 17 - Slide

Welke vier leesstrategieën ken je?

Slide 18 - Open question

Je zoekt een nieuwe telefoon. Je kijkt in het reclameblaadje van de Mediamarkt.

Welke leesstrategie gebruik je?
A
zoekend lezen
B
oriënterend lezen
C
intensief lezen
D
studerend lezen

Slide 19 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?
Je leest een tekst die je echt wilt begrijpen.
A
oriënterend
B
intensief
C
zoekend
D
studerend

Slide 20 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?
Je gebruikt een hoofdstuk uit een geschiedenisboek om je voor te bereiden op een proefwerk.
A
oriënterend
B
intensief
C
zoekend
D
studerend

Slide 21 - Quiz

Communicatiedoelen (1)
Informeren – je geeft (feitelijke) informatie
Instrueren- je vertelt hoe iets moet gebeuren
Uiteenzetten – je geeft op een objectieve manier informatie (beschrijving of verklaring)


Activeren – aanzetten tot handelen – goed doel, wordt lid
Amuseren- stripverhaal, gedichten


Slide 22 - Slide

Communnicatiedoelen (2)
Beschouwen – je geeft verklaringen of meningen, zodat de lezer zelf een mening kan vormen
Overtuigen- betoog: je wilt dat iemand jouw mening overneemt.

Activeren – aanzetten tot handelen – goed doel, wordt lid
Amuseren- stripverhaal, gedichten

Slide 23 - Slide

Wat is het doel van een nieuwsbericht?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
beschouwen

Slide 24 - Quiz

Wat is het doel van een ingezonden brief?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 25 - Quiz

Wat is het doel van een verkiezingsposter?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 26 - Quiz

Tekstverbanden
Kijk naar de volgende  tekstverbanden: 
  • opsommend 
  • tijdsvolgorde 
  • tegenstellend 
  • concluderend

Slide 27 - Slide

Theorie (tekstverbanden)
Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
opsommend
ten eerste, ook, bovendien, zowel ... als, ten slotte
Max houdt van klimmen. Hij houdt ook van boulderen.
tijdsvolgorde
eerst, terwijl, nadat, voordat, daarna, vervolgens, ten slotte
Bibi eet altijd een banaan voordat ze gaat sporten.
tegenstellend
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel
Ilana vindt volleyballen leuk, maar alleen op vakantie.
concluderend
dus, dan ook, concluderend, hieruit volgt
Joris is lang, dus basketbal is een goede sport voor hem.

Slide 28 - Slide

Noem het tekstverband:
Sofie wil hem nooit meer zien. Jaap
daarentegen is nog steeds gek op haar.

Slide 29 - Open question

Noem het tekstverband:
Nog voordat Jaap was uitgesproken, gooide
Sofie hem een glas water in het gezicht.

Slide 30 - Open question

Maak een zin met daarin een tekstverband.
De rest raadt om welk tekstverband het gaat.

Slide 31 - Open question

Hoofdgedachte en onderwerp

Slide 32 - Slide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Onderwerp
  • Het onderwerp geeft in één woord of in een aantal woorden aan, waar de tekst over gaat
  • Het onderwerp is nooit een hele zin
  • Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen
  • Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst


Slide 33 - Slide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst weer
  • Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van een tekst
  • Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag : "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"

Slide 34 - Slide

Voorbeeld

Slide 35 - Slide

Wat is het onderwerp en wat is de hoofdgedachte?

Slide 36 - Open question

Antwoord voorbeeld
Onderwerp
"Yellow Caps"
Hoofdgedachte
De circa 13.00 fameuze gele taxi's in de Amerikaanse metropool New York worden vervangen

Slide 37 - Slide

Stappenplan Luisteren

Stap 1 - Oriënteer je op het onderwerp en op het fragment
Stap 2 - Lees de vragen en de antwoorden
Stap 3 - Luister globaal/gericht of precies
Stap 4 - Wat is een goede antwoord

Slide 38 - Slide

Zelf oefenen:
  1. Studiemeter: Examencoach en Via Starttaal Online (zie NER reader)
  2. Facet oude oefenexamens lezen en luisteren <-- klik op link
  3. www.beterspellen.nl

Slide 39 - Slide

Zijn er nog vragen?

Slide 40 - Open question

Volgende keer
* Woordenschat
*Luistervaardigheid
* Betoog

Slide 41 - Slide

Welk tekstdoel heeft het filmpje over de appie-app?
A
Instructief
B
Overtuigend
C
Informerend
D
Amuserend

Slide 42 - Quiz

Waarom spreekt de arts hier van tragedie?
A
Omdat er een patiënt is overleden.
B
De patiënt had langer geleefd als hij gezond was.
C
De arts mist zijn I-pod.
D
Er worden teveel fouten gemaakt.

Slide 43 - Quiz

Welk probleem wordt besproken in het fragment?
A
Slechte beheersing van de Nederlandse taal.
B
Hun zoon haalt alleen maar onvoldoendes.
C
Mensen met een migratie-achtergrond hebben te weinig kennis van de Nederlandse taal.

Slide 44 - Quiz

Hoe heb je de les van vandaag ervaren?
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

Tot de volgende keer!

Slide 46 - Slide