Sociale Hygiëne

Wat is de juiste definitie van sociale hygiëne?
A
Gezond en respectvol omgaan met anderen
B
Gezond en respectvol omgaan met gasten
C
Zorgen voor uiterlijk schone en bacterievrije ruimtes en materialen
D
Zorgen voor goede persoonlijke verzorging
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Ondernemer HorecaMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is de juiste definitie van sociale hygiëne?
A
Gezond en respectvol omgaan met anderen
B
Gezond en respectvol omgaan met gasten
C
Zorgen voor uiterlijk schone en bacterievrije ruimtes en materialen
D
Zorgen voor goede persoonlijke verzorging

Slide 1 - Quiz

Welke stelling is juist?
I Een gast die de huisregels van een bar overtreedt, moet door het personeel altijd bediend blijven worden.
II .Huisregels zijn wettelijk bepaald en dus voor elk bedrijfsconcept hetzelfde.

A
I is juist, II is juist.
B
I is juist, II is onjuist.
C
I is onjuist, II is juist.
D
I is onjuist, II is onjuist.

Slide 2 - Quiz

Een gast wordt boos op jou omdat hij geen alcohol meer krijgt. Met welke eerste reactie kun je het best voorkomen dat de situatie escaleert?
A
Door van de boze gast weg te lopen.
B
Door met stemverheffing te gaan praten tegen de gast.
C
Door begrip te tonen voor zijn wens maar vervolgens direct duidelijk uitleggen wat de regels zijn.
D
Door de boze gast vast te pakken en hem buiten te zetten.

Slide 3 - Quiz

Hieronder staan enkele willekeurige stappen uit een klachtafhandelingsgesprek. Welke stappen staan in de juiste volgorde?
A
Begrip tonen, oplossing kiezen en deelproblemen benoemen.
B
Probleem verkennen, begrip tonen en oplossing kiezen.
C
Oplossingen benoemen, begrip tonen en oplossing uitvoeren.
D
Probleem verkennen, deelproblemen benoemen en oplossing uitvoeren.

Slide 4 - Quiz

De hoogte van het alcoholpromillage wordt bepaald door?
A
Moment van alcoholinname en het DNA
B
Leeftijd en lichaamsgewicht van de drinker
C
Maaginhoud en de leeftijd van de drinker
D
Lichaamsgewicht en de maaginhoud van de drinker

Slide 5 - Quiz

Welke stelling is juist?
I Alcoholgebruik kan leiden tot een verhoogde bloeddruk.
II Het duurt een uur voordat de lever een glas alcohol heeft afgebroken.

A
I is juist, II is juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I is onjuist, II is onjuist

Slide 6 - Quiz

Welke instantie houdt toezicht op de naleving van de Alcoholwet/Drank- en Horecawet?
A
De gemeentelijke overheid
B
De politie
C
De Voedsel en Warenautoriteit
D
De STIVA

Slide 7 - Quiz

Sterke drank bevat meer dan?
A
20% alcohol
B
10% alcohol
C
18% alcohol
D
15% alcohol

Slide 8 - Quiz

Enkele leden van een groep jongeren misdragen zich op een festival. Hoe kun je daar als eventcoördinator het best op reageren?
A
Door de gehele groep aan te spreken op hun gedrag.
B
Door de leider van de groep apart te nemen, hem de situatie uit te leggen en hem op de gevolgen voor de groep te wijzen als het gedrag niet verandert.
C
Door de leider van de groep de situatie uit te leggen en hem op de gevolgen voor de groep te wijzen als het gedrag niet verandert.
D
Niet reageren, dat werkt op een festival het beste.

Slide 9 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van verbaal geweld?
A
Schelden
B
Beledigen
C
Treiteren
D
Spugen

Slide 10 - Quiz

In je café waar niet geblowd mag worden, zie je twee gasten een joint opsteken. Wat doe je?
A
1. Je gasten wijzen op wat je gezien hebt, 2. je gasten herinneren aan de huisregels, 3. de gasten wijzen op de gevolgen van hun gedrag, 4. de gasten vertellen wat je van ze verlangt.
B
1. Wijzen op wat je gezien hebt, 2. de politie waarschuwen.
C
1. Beschrijf het gedrag van je gasten, 2. benoem het door jou gewenste gedrag, 3. maak de gasten duidelijk dat er geen geweld wordt gebruikt als zij dat ook niet doen.
D
1. Oogcontact zoeken met de gasten, 2. de gasten wijzen op de gevolgen van hun gedrag, 3. de gasten vertellen wat je van ze verlangt, 4. de politie waarschuwen.

Slide 11 - Quiz

Welke conflicthanteringsstrategie is vooral gericht op ‘begrip tonen voor de belangen van de ander’?
A
Toegeven
B
Compromis sluiten
C
Exploreren
D
Ontwijken

Slide 12 - Quiz

Communicatie heeft vier aspecten. Het expressieve aspect van communicatie heeft vooral betrekking op?
A
De inhoud van de communicatie
B
Het verzoek van de boodschap (wat wil de zender van de boodschap dat de ander doet?)
C
De wijze / de toon waarop gesprekspartners met elkaar communiceren
D
Hoe de gesprekspartners met elkaar omgaan

Slide 13 - Quiz

In een hotel werken 20 medewerkers. Hoeveel bedrijfshulpverleners moeten er in dit hotel zijn?
A
geen
B
één
C
twee

Slide 14 - Quiz

Welke stelling is juist?
I Het begeleiden van een ontruiming is een taak van de BHV’er.
II. Een portier kan beter preventief, dan repressief optreden om de sfeer te bewaken.

A
I is juist, II is juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I is onjuist, II is onjuist

Slide 15 - Quiz

Welke doelgroep zal zich het meest aangetrokken voelen tot een zaak met een erg informele bedrijfscultuur?
A
Zakelijke gasten
B
Senioren
C
Jongeren
D
Gezinnen

Slide 16 - Quiz

Benoem de 6 p's

Slide 17 - Open question

In de gastvrijheidindustrie onderscheiden we drie hoofdgroepen van gasten. Bij welke groep behoort de onderstaande beschrijving:
“Deze gast bezoekt een horecabedrijf tijdens zijn vakantie.”

A
Zakelijke gast
B
Privé-gast
C
Buitenlandse gast
D
Toeristische gast

Slide 18 - Quiz

Hoe noemen we de indeling van horecabedrijven naar het marktsegment, de bedrijfsgrootte, de prijs en de service.
A
De bedrijfsformule
B
De basisformule
C
De marketingmix
D
De 6 P’s

Slide 19 - Quiz

Gesprekstechniek 2 is bruikbaar bij gasten die hun zin willen doordrijven. Welke stappen dien je te ondernemen als leidinggevende?

Slide 20 - Open question