Grammatica 2F/3F-Bouwsteen 1

Wat is een werkwoord?
1 / 37
next
Slide 1: Open question
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat is een werkwoord?

Slide 1 - Open question

Welke soorten werkwoorden ken jij?

Slide 2 - Open question

Bouwsteen 1 Grammatica

werkwoorden,
woordsoorten
&
 bijzonderheden

Slide 3 - Slide

Deze les:


Herhaling grammatica: wat weet je nog over...?
- werkwoorden
- woordsoorten
- te en om te
- wederkerend werkwoord
- onbepaalde vorm

Slide 4 - Slide

Werkwoorden
1.  hoofdwerkwoord -> persoonsvorm, infinitief of voltooid deelwoord
2. hulpwerkwoord -> het 'helpt' het hoofdwerkwoord.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Benoem het onderstreepte woord:
Ik ben gisteren nogal ziek geworden.
A
persoonsvorm
B
onvoltooid deelwoord
C
infinitief
D
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz

Benoem het onderstreepte woord:
Wij vliegen morgen naar Ibiza.
A
infinitief
B
onvoltooid deelwoord
C
persoonsvorm
D
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quiz

Benoem het onderstreepte woord:
De jongens willen helemaal naar de stad lopen.
A
infinitief
B
onvoltooid deelwoord
C
persoonsvorm
D
voltooid deelwoord

Slide 17 - Quiz

Benoem het onderstreepte woord:
De jongens willen helemaal naar de stad lopen.
A
infinitief
B
onvoltooid deelwoord
C
persoonsvorm
D
voltooid deelwoord

Slide 18 - Quiz

Benoem het onderstreepte woord:
Josien en Amanda zijn door het bos gefietst.
A
infinitief
B
onvoltooid deelwoord
C
voltooid deelwoord
D
hoofdwerkwoord

Slide 19 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord?
Wie is naar dat concert geweest?
A
geweest
B
is

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de hulpwerkwoorden?
Hadden wij dat kunnen weten?
A
hadden
B
kunnen
C
weten

Slide 21 - Quiz

Wat is het hoofdwerkwoord?
Gaan we met Nederlands iets leren?
A
gaan
B
leren

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Link

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Benoem de woorden uit de zin:
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
hulpwerkwoord
Elise
en
Jolanda
willen
de
mooie
bloemen
plukken.

Slide 28 - Drag question

Benoem de woorden uit de zin:
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
Het
witte
paard
rent
als
eerste
het
weiland
in.

Slide 29 - Drag question

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link