Grammatica: lijdend voorwerp

Grammatica
Lijdend Voorwerp
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica
Lijdend Voorwerp

Slide 1 - Slide

Lijdend Voorwerp
Om het lijdend voorwerp te vinden moet je wie of wat voor de zetten die je maakt met het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp. 
ONTHOUD: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Opdracht
Schrijf het lijdend voorwerp onder de zin. 

Slide 4 - Slide

Jan koopt een mooi boek.

Slide 5 - Open question

Wij bezochten een museum.

Slide 6 - Open question

Ze vertelde ons een verhaaltje.

Slide 7 - Open question

De dief stal een computer.

Slide 8 - Open question

De bezorger bracht de krant rond

Slide 9 - Open question

De organist zou een leuk feestje geven.

Slide 10 - Open question

Jolly kreeg van de meester een diploma.

Slide 11 - Open question

De vogels pikten het zaad op.

Slide 12 - Open question

Miljoenen sprinkhanen aten de
oogst op.

Slide 13 - Open question

Johan bespeelde een oude piano.

Slide 14 - Open question

Hij heeft de bal aan zijn vriendje gegeven.

Slide 15 - Open question

De kinderen kregen een snoepje

Slide 16 - Open question

De juf gaf het meisje strafwerk.

Slide 17 - Open question

Damian heeft voor zijn verjaardag een vlieger gekregen.

Slide 18 - Open question

Vader zou vorige week mijn fiets
al maken.

Slide 19 - Open question

De regen vernielde de oogst van die boer.

Slide 20 - Open question

Ons huis heeft een puntdak.

Slide 21 - Open question

Ik sloeg die lastige mug dood.

Slide 22 - Open question

Kelly vertelde haar vriendinnetje een geheimpje.

Slide 23 - Open question

Sinterklaas heeft Joy een cadeautje gegeven.

Slide 24 - Open question

Ik neem mijn rapport mee naar huis.

Slide 25 - Open question

In de vakantie kregen wij een ijsje.

Slide 26 - Open question

Bij die botsing vernielde de trein een auto.

Slide 27 - Open question

De postbode bracht ons een pakje.

Slide 28 - Open question

Mitchel heeft voor zijn verjaardag een kano gekregen.

Slide 29 - Open question

De zure regen vernielt de bossen.

Slide 30 - Open question

Zij had een mooi verhaal verzonnen.

Slide 31 - Open question

Die mensen kopen geen nieuwe televisie.

Slide 32 - Open question

Ze hebben daar vast het geld niet voor.

Slide 33 - Open question