Soms weet je niet meteen welk verwijswoord je hoort te gebruiken. Dan kun je de volgende twee regels gebruiken:
1. Als je twijfelt tussen die of dat:
- Naar een het-woord verwijs je met dat.
- Naar andere zelfstandige naamwoorden verwijs je met die.
Zie je het vliegtuig dat daar vliegt?
Zie je de auto die daar rijdt?