What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Toets hoofdstuk 1
Goedemiddag 3fb!
We gaan eerst lezen! (10 minuten)
Quiz: wat weet je nog? (10 minuten)
Zelf maken flashcards (10-12 minuten)
Overhoor elkaar met de flashkaarten (15 minuten)
Eindkring: Waar ga je nog aan werken?
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Goedemiddag 3fb!
We gaan eerst lezen! (10 minuten)
Quiz: wat weet je nog? (10 minuten)
Zelf maken flashcards (10-12 minuten)
Overhoor elkaar met de flashkaarten (15 minuten)
Eindkring: Waar ga je nog aan werken?
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog?
Soms zijn er meerdere antwoorden mogelijk
Slide 2 - Slide
Wat is een tekststructuur?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.
Slide 3 - Quiz
Hoe kun je de aandacht van de lezer trekken?
A
Anekdote
B
Iets uit de actualiteit
C
Persoonlijk belang van de lezer
D
Iets uit de geschiedenis
Slide 4 - Quiz
Wat staat er in de inleiding van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
conclusie
C
het standpunt van de schrijver
Slide 5 - Quiz
Wat is GEEN functie van de inleiding van een tekst?
A
naar een actuele gebeurtenis verwijzen
B
samenvatting geven
C
een aantrekkelijk voorbeeld geven
D
het belang voor het publiek aangeven
Slide 6 - Quiz
Welke twee functies heeft de inleiding van een tekst?
Slide 7 - Open question
Uiteenzetting
Betoog
Tekstdoel = informeren
Tekstdoel = informeren
In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
De tekst is subjectief.
De tekst is objectief.
In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
In de kern staan feiten met uitleg.
Tekststructuur =
standpunt-argument
Tekststructuren kunnen zijn:
vraag – antwoord
verschijnsel – verklaring
probleem-oplossing
vroeger – nu (-toekomst)
In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.
Slide 8 - Drag question
probleem-oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden-heden-toekomststructuur
oplossingen
oorzaken
probleem
verschijnsel
voorbeelden
Introductie onderwerp
de beste oplossing
situatie vroeger
kenmerken/ voorbeelden
situatie nu
voorspelling
Slide 9 - Drag question
Wat is de functie van de inleiding van deze tekst vooral? Kies uit:
A
een leuk, kort verhaaltje vertellen
B
een mening geven
C
een voorbeeld bij het onderwerp geven
D
iets vertellen over de opbouw van de tekst
Slide 10 - Quiz
Waar let ik op als ik de tussenkopjes op de goede plek moet zetten?
A
de titel van de tekst
B
op structerende zinnen en signaalwoorden
C
op de kernzinnen van alinea's
D
op de inleiding en het slot
Slide 11 - Quiz
Waar komt de apostrof?
A
s' woensdags
B
's woensdags
C
M&Ms'
D
A'4tje
Slide 12 - Quiz
Apostrof of niet?
A
Karins handtas
B
Karin's handtas
C
Karins' handtas
D
Karins's handtas
Slide 13 - Quiz
geen trema
trema
atheneum
egoisme
drieendertig
gekopieerd
officieel
Slide 14 - Drag question
Wat is een opsomming?
A
Voordat ik naar school ga, eet ik een boterham.
B
En daarom ga ik naar school.
C
Ik leer Nederlands en Wiskunde en ook Engels.
D
Vroeger lette ik nooit op in de les.
Slide 15 - Quiz
De fotograaf was te laat vertrokken en ook zijn fototoestel vergeten.
Is dit een correctie samentrekking?
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quiz
Ik zet een pot thee en een lekker muziekje op.
Deze samentrekking is:
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
Nooit, nee nooit meer ga ik daarheen
Wat voor stijlfiguur is hier gebruikt?`
!
A
herhaling
B
repetitio
C
opsomming
D
enumeratie
Slide 18 - Quiz
Ik kwam, zag en overwon
Hoe noem je deze speciale opsomming?
A
climax
B
drieslag
C
omgekeerde climax
D
tegenstelling
Slide 19 - Quiz
Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van winkels
B
Familienamen
C
Namen van maanden
D
Namen van musea
Slide 20 - Quiz
Voor 'want' en 'omdat' zet je een komma.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Wanneer gebruik je GEEN dubbele punt?
A
voor een citaat
B
tussen twee hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen
C
voor een opsomming
D
voor een gedachte
Slide 22 - Quiz
Hoe bereid je je voor op een toets?
Begin niet te laat
Oefen wat je nog niet goed kan
Bekijk je aantekeningen of die van een ander
Maak flitskaarten
Ga op tijd slapen
Neem wat te eten en te drinken mee
Slide 23 - Slide
Opdracht:
Bedenk
vier
vragen die je moeilijk vindt
Schrijf iedere vraag op een kaartje.
Schrijf duidelijk
!
Schrijf op de
achterkant
het antwoord op de vraag
8 minuten
Slide 24 - Slide
Stel de vragen aan elkaar
Verzamel alle kaartjes van je tafel en schud ze
Eén persoon krijgt alle kaartjes en stelt de vragen
Als alle vragen zijn gesteld, schud opnieuw de kaarten
Wijs een andere leerling aan die de vragen stelt
Repeteer de vragen totdat je het antwoord weet
Slide 25 - Slide
Waar ga je nog aan werken?
Lezen: Vaste teksstructuren
Woordenschat: stijlfiguren
Formuleren: zinnen begrenzen
Spelling: trema, apostrof, accent en cedille
Slide 26 - Poll
More lessons like this
Toets hoofdstuk 1
October 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Toets hoofdstuk 1
October 2021
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Spelling hv 2 samenstelling
November 2020
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Extra les
November 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Week 1
January 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Voorbereiding toets hf. 1 & 2
October 2020
- Lesson with
53 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Havo 3 week 49 lezen/h1 herhalen h2 nieuwe stof
November 2020
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Spelling H1: trema, apostrof, accent en cedille
March 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3