organen

De organen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieBegrijpend lezen+3BasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Introduction

Het menselijk lichaam heeft organen nodig om goed te functioneren. Deze organen werken dan ook op allerlei manieren samen. Welke organen zijn er allemaal? Waar in het lichaam zitten deze organen? In deze les leren de leerlingen er alles over.

Items in this lesson

De organen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Dit weet ik al!
Weet jij hoe deze organen heten? Slepen maar!
slokdarm
maag
dikke darm
dunne darm
lever
galblaas

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Eigen leervragen
Wat wil jij graag weten over de organen? Schrijf jouw vragen op 
en plak ze op de vragenmuur!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wereldoriëntatie
Na deze les:
  • weet ik welke organen het menselijk lichaam heeft. 
  • weet ik waar de organen zich in het lichaam bevinden en wat de functie van de organen zijn. 
Dit ga je leren
Woordenschat
  • Na deze les begrijp ik de belangrijke woorden die met het organen te maken hebben.  
Taal
  • Na de les kan ik reageren op een stelling over orgaandonatie. 

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Interactieve schoolplaat
Jullie gaan zo een
 interactieve schoolplaat vol teksten en video's over organen bekijken. Maken jullie aantekeningen in je projectschrift?
Klink hier om de plaat
te bekijken.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat

Slide 6 - Slide

Woordenschat
Bespreek de moeilijke woorden met uw leerlingen.
Woordenschat
eten
het ontbijt
de lunch
het diner
Ga met behulp van de hulpkaart op zoek naar de betekenis van de woorden die jij hebt gearceerd. 
Weet je de betekenis nog niet? Zoek dan de betekenis van het woord op, op deze website. Schrijf de betekenis voor jezelf op. Horen er woorden bij elkaar? Maak dan een woordparaplu, -kast of -trap.
groot
klein
muis
olifant
Hulpkaart
woordparaplu
woordtrap
woordkast

Slide 7 - Slide

Woordenschat
Bespreek de belangrijke woorden met uw leerlingen. De hulpkaart kan helpen om achter de betekenis van de woorden te komen. In hun logboek noteren de leerlingen de betekenis van de woorden die ze nog niet kenden.
.
Heb jij de woorden goed begrepen?
Test je kennis!
Met je huid kan je voelen. Het is je tastorgaan. 
Hoe heet de meest buitenste huidlaag?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions


          Welk orgaan zit het hoogst in je lichaam?
Heb jij de woorden goed begrepen?
Test je kennis!
A
hersenen
B
lever
C
nieren
D
slokdarm

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


          Waar in je lichaam zit 'het slakkenhuis'?
Heb jij de woorden goed begrepen?
Test je kennis!
A
hersenen
B
oren
C
hart
D
ogen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions


Heb jij de woorden goed begrepen?
Test je kennis!
WAAR of NIET WAAR?
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit: mond, tanden, speeksel, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm en einddarm. 
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

.
Heb jij de woorden goed begrepen?
Test je kennis!
De lever is het grootste inwendige orgaan. 
Leg in je eigen woorden uit wat de lever doet. 

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

..
Heb jij de woorden goed begrepen?
Test je kennis!
Alles wat je eet en drinkt komt via je slokdarm in je maag. Leg in je eigen woorden uit wat er vervolgens in je maag gebeurt. 

Slide 13 - Open question

This item has no instructions


Heb jij de woorden goed begrepen?
Test je kennis!
WAAR of NIET WAAR?
Bij een blindedarmontstekeing is de blinde darm ontstoken. 
antwoord
Bij een blindedarmontsteking is niet de blinde darm, maar het wormvormig aanhangsel ontstoken. Het wormvormig aanhangsel wordt ook wel appendix genoemd. 
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Verwerkingsopdracht
Jullie gaan straks een debat voeren over een stelling. Je geeft dan je mening over een stelling en dat onderbouw je met argumenten. Hoe verloopt zo'n debat eigenlijk? Ik ga je helpen!

Slide 15 - Slide

Verwerkingsopdracht
Verwerkingsopdracht
Bij een debat heb je voor- en tegenstanders van een stelling. Je noemt argumenten om het publiek te overtuigen. Vandaag ga je letten op je spreek- en luistervaardigheid. 

Een klasgenoot beoordeelt jou aan de hand van de checklist hiernaast. Kijk maar vast waar je klasgenoot op gaat letten. Kies één ding uit waarvan jij wilt dat jouw klasgenootje er extra op gaat letten. Zet daar een uitroepteken (!) voor. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Verwerkingsopdracht
  • Verdeel de klas in vier groepen: 



  • De voor- en tegenstanders krijgen vijf minuten voorbereidingstijd. Gebruik deze tijd om argumenten te bedenken. De beoordelaars lezen de checklist nog eens goed.

  • De leerkracht is gespreksleider. Een gespreksleider is neutraal en zorgt ervoor dat alle partijen evenveel aan het woord komen. 
timer
5:00
De stelling: 

"Iedereen moet automatisch orgaandonor zijn."
beoordelaars tegenstanders
4
beoordelaars voorstanders
3
tegenstanders
2
voorstanders
1

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Verwerkingsopdracht
Debatteren doe je zo!
timer
10:00
Tijdens het debat vullen de beoordelaars de checklist in voor één van de voor- of tegenstanders. Ze zetten een vinkje (       ) achter de zinnen waarvan zij vinden dat dit al erg goed gaat.
Na 10 minuten rond de gespreksleider het debat af. Wie heeft het debat gewonnen? De voor- of de tegenstanders?
5
Wie iets wil zeggen gaat staan. De gespreksleider kiest wie de beurt krijgt en zorgt voor een eerlijke verdeling.
4
De gespreksleider geeft eerst een voorstander de beurt, die vertelt waarom hij/zij voor is. Daarna krijgt een tegenstander de beurt. Vervolgens kan het debat beginnen!
3
De voor- en tegenstanders zitten tegenover elkaar op stoelen, de gespreksleider staat ertussenin.
1
De gespreksleider introduceert de stelling en stelt de teams voor. 
2

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Ga in tweetallen bij elkaar zitten. De beoordelaar vertelt de voor- of tegenstander hoe hij de checklist heeft ingevuld. Wat gaat al heel goed en waar kan de voor- of tegenstander de volgende keer nog beter op letten?
timer
5:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Nu draaien we de rollen om!
De nieuwe stelling van het debat:  
"Alleen als je zelf donor bent, heb je recht op een donororgaan"
Wisselen maar!
De beoordelaars worden nu voor- of tegenstander en de voor- en 
tegenstanders worden nu beoordelaars. 
timer
15:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Ga in tweetallen bij elkaar zitten. De beoordelaar vertelt de voor- of tegenstander hoe hij de checklist heeft ingevuld. Wat gaat al heel goed en waar kan de voor- of tegenstander de volgende keer nog beter op letten?
timer
5:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

.
Reflectie
Hoe leuk vond jij het om mee te doen aan een debat?
A
helemaal niet leuk
B
niet zo leuk
C
best wel leuk
D
heel leuk

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wereldoriëntatie
  • Ik weet welke organen het menselijk lichaam heeft. 
  • Ik weet waar de organen zich in het lichaam bevinden en wat de functie van de organen zijn. 
Dit weet ik nu ... & Dit kan ik nu ...
Woordenschat
  • Ik begrijp de belangrijke woorden die met organen te maken hebben.  
Taal
  • Ik kan reageren op een stelling over orgaandonatie. 

Slide 23 - Slide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Terugkoppeling eigen leervragen
  • Op welke vragen hebben jullie deze les antwoord gekregen? 
  • Welke vragen zijn nog onbeantwoord? 
  • Hoe kun je ervoor zorgen dat je toch achter het antwoord op deze vragen komt?
Wat heb jij deze les geleerd? Welke antwoorden heb jij gevonden op jouw leervragen? Schrijf het in je projectschrift.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

              Tot de volgende keer!

Slide 25 - Slide

This item has no instructions